soort

De appelvink

coccothraustes coccothraustes - hawfinch

De appelvink is een zangvogel uit de familie van de vinkachtigen.  Ze worden tot 18 centimeter groot en zijn te herkennen aan de stevige driehoekige snavel.  Hiermee kraken ze makkelijk noten en dikke pitten.  De veren zijn geelbruin aan de kop en oranjebruin over de rug en schouders.  Hun nek is grijzer van kleur.  De vogels houden zich vaak verstopt en zijn moeilijk te spotten hoog in de bomen.  Enkel hun geluid is te herkennen. 

Ze voeden zich met pitten, beukennootjes, bessen, zaden en soms insecten.  Hun nest vind je ook hoog in de bomen of struiken maar dicht tegen de stam.  Het nest is klein en met veertjes afgewerkt.  Hierin legt het vrouwtje 4 tot 5 grijsgroene tot blauwe eitjes met donkerbruine vlekjes. 

Appelvinken komen voor over heel Europa, Rusland en Siberië zodat er ongeveer 6 ondersoorten bestaan.  Bij ons vind je ze in boomgaarden, parken, loofbossen en tuinen.  Hun aantal is bij ons de laatste tientallen jaren toegenomen.  Je vindt ze meer in Nederland dan in Vlaanderen.

De naam appelvink is vreemd omdat appelvinken amper appels eten.  Er wordt gedacht dat het woord appel zou verwijzen naar haagappel, waarmee de vruchten van de meidoorn worden bedoeld.  In het Engels wordt de naam ‘hawfinch’ gebruikt wat ook verwijst naar appelvink.

foto’s : marek szczepanek, Sławomir Staszczu,Andrzej Jabłecki