orde

Bidsprinkhanen

mantodea - mantises

De bidsprinkhanen zijn een orde insecten die je overal op de wereld vindt.  De meeste soorten vind je in de tropen.  Ze hebben een lang lichaam met voorpoten die gevormd zijn tot grote vangpoten.  Door deze poten vaak samen te houden, lijkt het alsof ze aan het bidden zijn.  Vandaar ook hun naam.  Toch horen ze niet tot de familie van de sprinkhanen, maar meer tot de kakkerlakken.  Ze kunnen niet springen en zijn echte vleeseters.  Ze zitten dikwijls recht en kruipen nooit zoals sprinkhanen en kakkerlakken.  Er bestaan meer dan 2000 soorten. 

Ze durven gerust een prooi aanvallen die groter is dan henzelf.  Hun vijanden zijn hagedissen en vogels.  Ze leven meestal in planten dichtbij de grond of in bloemen.  Een paar soorten leven in de woestijn.  Op het water vind je ze niet, want sprinkhanen verdrinken wanneer ze in open water komen.  Zelfs in een klein plasje kunnen ze al verdrinken. 

Je vindt ze in alle vormen en maten, maar toch zijn ze door hun speciaal lichaam goed te herkennen.  Hun kop is driehoekig met grote ogen.  De hals is opvallend lang met hierop de voorpoten aan vast.  De grootste soorten worden wel 25 centimeter lang.  Bij sommige soorten is de kop wat vergroeid met allerlei stekels en bulten op.  De kop kan naar alle kanten gedraaid worden zonder het lichaam te bewegen.  Dat is heel handig als hij een prooi wil vangen.  De minste beweging is genoeg om razendsnel zijn vangarmen uit te schieten.

Ze hebben 5 ogen.  Twee dienen om voedsel te zoeken en gevaar op te sporen.  De andere 3 ogen dienen voor weinig.  Elk oog bestaat uit vele kleine oogjes.  Er staan ook 2 lange antennes op hun kop die steeds maar bewegen.  Ze dienen vooral om een wijfje op te speuren.  Ze zien eigenlijk heel veel en proberen voortdurend om hun vijand en hun voedsel uit elkaar te houden. 

De achterpoten dienen niet echt om te lopen, maar de bidsprinkhaan gebruikt ze om te wiegen.  Zo doet hij alsof hij een blaadje aan een tak is.  Zo valt hij minder op.  Ook de wandelende tak en het wandelend blad doen deze bewegingen. 

Ze hebben zoals de meeste insecten 2 paar vleugels die eigenlijk meer dienen om het lichaam te beschermen.  Ze liggen gevouwen over het achterlichaam.  Ze worden ook gebruikt om vijanden af te schrikken.  De bidsprinkhaan klapt plots zijn vleugels open zodat hij er groter uitziet.  Meestal schrikt zijn vijand hier van.  Je zal ze bijna nooit zien vliegen.  Enkel als er echt gevaar is of hij valt uit een boom, dan zal hij zijn vleugels uitklappen.  Als ze vliegen, is dat een beetje stuntelig. 

De oren zijn te vinden in zijn achterpoten vlak onder de knie.  Toch wel een gekke plaats, vind je niet ?  Ze dienen vooral om vleermuizen op te sporen.  Dat is hun belangrijkste vijand.  Het is dus heel belangrijk dat de bidsprinkhaan de vleermuis goed hoort afkomen. 

Kleine bidsprinkhanen lijken al goed op mama en papa en groeien stapje voor stapje door te vervellen.  Het paren is voor het mannetje niet altijd even leuk.  Er is een kans dat hij wordt opgegeten door het vrouwtje.  Het kan uren duren eer een mannetje tot bij een vrouwtje komt en haar vertrouwt.  Met zijn voelsprieten tikt hij dan zachtjes tegen de hals van het vrouwtje om haar wat te kalmeren.  Dan is het afwachten of zij dit allemaal wel ziet zitten.  Soms begint ze tijdens het paren het mannetje op te eten.  Maar hij geeft niet op.  Zelfs zonder kop kan hij nog verder paren. 

De eieren worden in een nestje van schuim afgezet.  Hierin worden de eitjes tot pakketjes gemaakt.  Als ze uitkomen, verschijnen er nimfen.  Zij zien er al uit als kleine bidsprinkhaantjes.  Ze laten zich door fijne webdraadjes naar beneden zakken.  Deze maken ze zelf aan zoals ook de spinnen dat doen.  Door veel te vervellen lijken ze meer en meer op hun ouders.  Juist na elke vervelling zijn de kleintjes erg kwetsbaar.  Hun lichaam is zacht en kan makkelijk door de vijand worden opgepeuzeld. 

Het jagen op voedsel gebeurt met veel geduld.  Ze blijven heel stil hangen om dan toe te slaan.  Vliegen, muggen sprinkhanen, bijen en hommels zijn voor de bidsprinkhaan een lekkernij.  Zelfs kikkers, kleine hagedissen en vogeltjes worden gegrepen.  De insecten wordt dadelijk de kop afgebeten.  Pootjes zijn te hard en worden er afgebeten.  Maar de prooien kunnen nog aardig terug bijten, zoals hommels en bijen met hun angel.  Na elke maaltijd worden de vangpoten schoongemaakt. 

De grootste vijanden zijn spitsmuizen, vleermuizen en kameleons.  Maar om zich te verdedigen heffen de bidsprinkhanen hun vangpoten op.  Er komen felle kleuren tevoorschijn die dienen als schrikkleur.  Ook worden de vleugels uitgeklapt waarop soms rode of blauwe schrikkleuren opstaan.

De diertjes worden ook als huisdier gehouden, maar worden niet echt oud.  Hoogstens een jaar.  Ze hebben veel licht en nat nodig om in leven te blijven.  Allerlei lampen zijn dan nodig om hen warm te houden. 

foto’s : abalg, zwentibold, b kimmel,  alvesgaspar, luc viatour, shiva shankar  bockoven, zakine, matthias borer,

soorten