onderorde

Cicaden

auchenorrhyncha - cicadas

Cicaden zijn een onderorde insecten waar er vele duizenden soorten van bestaan.  Ze horen bij de halfvleugeligen.  De naam cicade betekent eigenlijk boomkrekel.  De insecten zijn niet zo gekend.  Wat hen speciaal maakt, is het nest dat ze maken van schuim dat ze uitspugen.  Dat noemen we het koekoekspuug.  Hierin worden de larven in groot gebracht.  Andere cicaden leven als larven op planten of onder de grond en zijn daarom moeilijk te zien. 

Ze leven van het sap van planten en zijn vaak een plaag voor boeren die ze liever niet op hun akkers tegenkomen.  De diertjes worden in 2 groepen verdeeld : de lantaarndragers en de zingcicaden.  Ze zijn over de hele wereld te vinden, behalve op de Noord- en Zuidpool.  Op grote graslanden zuigen ze de grassen leeg, terwijl andere soorten leven op het hout van de bomen.  Er zijn er ook die hoog in de bergen leven. 

Hun lijf ziet er uit zoals vele andere insecten.  Ze hebben een kop, een borststuk en een achterlijf.  Aan het borststuk zitten de zes poten en de twee paar vleugels.  Twee harde dekvleugels en twee achtervleugels die doorzichtig zijn en dienen om mee te vliegen.  Aan de kop zitten de kleine antennes.  Bovenop hun kop hebben de cicaden nog drie kleine oogjes die dienen om licht en donker aan te voelen.  Ze hebben net als wantsen en luizen een zuigsnuit. 

Het achterste paar poten dient om te springen en is stevig gebouwd.  Ze kunnen flinke sprongen maken om aan hun vijand te ontsnappen.  Ze hebben vrij grote vleugels die ze als een dakje boven hun kop houden als ze in rust zijn.  Wat wel gek is, is dat deze dieren kunnen zweten.  Hierdoor kunnen ze wat afkoelen.  Geen enkel ander insect doet hen dit na. 

Tijdens de paartijd zoemen de mannetjes en lokken zo de vrouwtjes.  Het zijn kleine plaatjes die op het borststuk zitten die beginnen te trillen.  De vrouwtjes kunnen alleen een licht klikgeluidje maken door met hun vleugels te klapperen.  De geluiden worden hoger als het warmer wordt.  Het paren zelf gebeurt door de achterlijven aan elkaar vast te maken.  De diertjes kruipen dus niet op elkaar.  Ze leggen enkele honderden eitjes die ze afzetten aan stengels en bladeren van planten.  Als de eitjes uitkomen, zie je al direct een kleine cicade en geen larve.  Zo een kleine cicade noemen we een nimf.  Er zijn nimfen die wel jaren onder de grond kunnen blijven zitten om lekker aan plantenwortels te eten.  Daarmee is deze cicade het langst levende insect dat er bestaat.  Sommige soorten worden tot 17 jaar oud.  Dat is erg oud voor een insect.  Wanneer ze volgroeid zijn, komen ze boven de grond.  Vaak allemaal tegelijk, zodat ze minder makkelijk door een vijand kunnen gepakt worden.  Ze vervellen tot 7 keer.  Dan zijn ze volgroeid en krijgen ze hun vleugels en vliegen weg. 

Het schuimnest wordt vaak door graafwespen aangevallen, maar mieren beschermen dan weer deze schuimnesten.  De mieren lusten wel de suiker die in zo een nest te vinden is.  Ze laten de cicade met rust en hopen dat hij nog veel lekker schuim bij maakt.  Cicaden zijn plantenzuigers.  Hiervoor gebruiken ze hun zuigsnuit om het sap uit de planten te zuigen.  Dat gaat zeer makkelijk.  De plantenstengel helpt zelfs even mee en duwt het sap naar buiten.  Soms kan de cicade volledig vol sap zitten en beginnen barsten.  Blaadjes van planten krijgen dan stilaan bruine plekjes omdat het bladgroen er wordt uitgezogen.  Deze cicaden worden dan ook helemaal groen van kleur. 

Maar ze verspreiden ook vele ziektes onder de planten.  Hun vijanden zijn kleine zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën.  Maar ook spinnen, wantsen en sluipwespen jagen op cicaden.  Sluipwespen leggen hun ei zelfs in de cicade zodat de wesp in het lijfje van de cicade begint te groeien.  Ze eet dan langzaam het diertje van binnen uit op. 

foto’s : arcour, longshaw, gaiani, cresswell, gordonfinn, alexey

7 families