klasse

Vissen

fish - pisces

Vissen zijn dieren die in het water leven.  Ze hebben koud bloed en komen over de hele wereld voor. In de oceaan, in de zee, in een meer, in een vijver of in een beek bij jouw huis.  Er bestaan vele duizenden soorten.  

Ze hebben allemaal  vinnen.  Deze vinnen dienen om snel te zwemmen en te sturen in het water.  Bij elke vissoort zijn de vinnen anders.  Je hebt rugvinnen, staartvinnen, buikvinnen en borstvinnen.  Er zijn zelfs vissoorten die hun vinnen verloren hebben in de voorbije miljoenen jaren.  Of vissen met zo een sterke vinnen dat ze er op kunnen stappen.  Zeepaardjes hebben een klein rugvinnetje en bij de paling moet je de vinnen gaan zoeken.  

Wat vissen zo speciaal maken, zijn hun kieuwen.  Zij gebruiken die om te ademen onder water.  Wij ademen met onze longen ; vissen halen zuurstof uit het water.  Kieuwen zijn eigenlijk flapjes die aan de zijkant van de kop zitten.  Sommige vissen hebben 1 kieuw, andere hebben er meer dan 5. 

Veel vissen hebben een huid van schubben.  Die dienen om het lijf van de vis steviger te maken.  Ze maken de vis ook erg glad, zodat hij makkelijker kan zwemmen. 

Vissen planten zich voort door eieren te leggen.  De eitjes worden afgezet tegen planten of gewoon in het zand.  Er zijn ook vissen die hun eitjes in hun bek houden.  Zo zijn ze veilig voor de vijand.  Of er wordt een soort nest van schuim gemaakt, waarin de eitjes veilig zitten. 

Je kan de vissen indelen in groepen.  We noemen dat ordes van dieren.  Er zijn twee grote groepen : de vissen met been en de vissen met kraakbeen.  Het grootste deel van de vissen zijn beenvissen.  Ze hebben een benen schedel en een benen skelet en wervels.  Hier horen de paling en de snoek bij. 

Kraakbeenvissen hebben kraakbeen.  Dat is heel zacht been dat gemakkelijk meegeeft en heel soepel is.  Hier vind je vooral de haaien en de roggen terug.  Elk jaar verandert er wel iets aan deze indeling als onderzoekers weer een nieuwe soort ontdekken.