soort

Het dikhoornschaap

bighorn sheep - ovis canadensis

Het dikhoornschaap is een wild schaap dat voorkomt in de bergen van Noord-Amerika.  Zijn naam komt natuurlijk van de grote gekromde hoorns van de mannetjes.  Deze schapen zijn dichte familie van het sneeuwschaap.  De dieren hebben een stevige nek, een bruine vacht met een witte buik.  Hun staartje is kort.  Dikhoornschapen die in de woestijn leven zijn lichter van kleur dan zij die in de bergen leven.  De hoorns van de mannetjes krullen naar achter en kunnen tot 80 centimeter lang worden.  Met een gewicht van wel 15 kilogram is dat erg zwaar om op je hoofd te dragen.  De hoorns worden wel vaak tegen rotsen geschuurd als ze te lang beginnen worden. 

De schapen worden tot 180 centimeter lang en hebben schouders tot op 1 meter hoogte.  De vrouwtjes zijn iets kleiner.  Het zijn knappe klimmers die leven op plaatsen waar weinig mensen en dieren kunnen komen.  Met hun hoeven kunnen ze zonder problemen steile rotsen op en van rots naar rots springen.  Het zijn dieren die overdag leven van grassen, kruiden en bladeren van struiken.  Ze likken soms aan stenen om vitaminen binnen te krijgen.  Woestijndieren lusten wel al eens cactussen.  Hun slaapplaats ligt meestal in een grot. 

De dieren worden tot 15 jaar oud.  Hun grootste vijand is de poema, maar de lammetjes worden ook aangevallen door steenarenden.  Mensen jagen ook op de schapen voor hun vlees en hun hoorns.  De dieren leven in groepen van 5 tot 15 dieren waarin één vrouwtje de baas is.  De mannetjes leven in kleinere aparte groepen.  In de winter worden de groepen groter en kunnen ze wel 100 dieren tellen. 

De schapen leven in de bergen, maar ook in woestijnen. Omdat de dieren op verschillende plaatsen voorkomen, bestaan er ook enkele ondersoorten.

De paartijd begint in de herfst en daarin vechten mannetjes met elkaar voor een mooi vrouwtje. Ze kunnen daarbij ferm met hun hoorns tegen elkaar botsen. Het geluid is dan heel ver te horen in de bergen. Hun schedel is zo gebouwd dat ze zonder problemen kunnen botsen. Het mannetje met de grootste hoorns is meestal de baas. Mannetjes die achter een vrouwtje lopen, ruiken eerst of het vrouwtje wel zin heeft. Hierbij durven ze haar wel een schop geven zodat ze wegrent. Dat vinden de mannetjes leuk, want dan kunnen ze achter haar rennen. Meestal wordt er in de lente één lammetje geboren. Die lammetjes kunnen al dadelijk lopen en hebben al kleine hoorntjes. Als mama gaat grazen, verstoppen de kleintjes zich voor het gevaar. Na enkele weken volgt het zijn mama en gaat het mee grazen.

foto’s : petra karstedt, jessica dennett

3 ondersoorten

woestijndikhoornschaap

Californisch dikhoornschaap

Rocky-Mountainsdikhoornschaap