soort
De Europese paling
european eel - anguilla anguilla
De Europese paling, ook wel Europese aal genoemd, is een vis die behoort tot de familie echte palingen. Het zijn bruin tot grijze vissen met een zeer langwerpig lichaam dat soms meer dan een meter lang kan worden. Hij heeft een lage rugkam en amper zichtbare schubben. De paling komt voor in grote delen van Europa en het noorden van Afrika en houdt van wateren met modderbodems. Overdag wordt er geschuild en ’s nachts gejaagd op kleine waterdieren zoals waterpissebedden en aasgarnalen en kleine vissen.
De paling wordt sterk bevist en veel verkocht. In onze streken is gerookte paling en paling in ’t groen een lekker gerecht. De paling staat als ernstig bedreigd op de rode lijst van bedreigde dieren. Zowel aal als paling worden als Nederlandse naam gebruikt.
De paling heeft een lang slangachtig lichaam met een zeer slijmerige huid. De kieuwopeningen zijn zeer klein, waardoor de kieuwen goed kunnen worden afgesloten. Hierdoor blijven de kieuwen nog lang nat als de vis zich op het land bevindt. Dat doen ze om verder te trekken. De paling heeft twee neusgaten met buisjes aan het puntje van de neus en twee neusgaten vlak voor de ogen waar het water de neus weer verlaat. Ze kunnen ook zeer sterk ruiken en de ogen zijn vrij groot. De totale lengte met de staart bij is bij mannetjes ongeveer 60 centimeter en bij vrouwtjes tot 135 centimeter lang.

De paling is te vinden in alle soorten waters van sloten en kleine beekjes tot de grote rivieren en meren. Hij verschuilt zich achter rietwortels of graaft zich in in de bodem. Ook in zee levende paling zoekt plaatsen op om zich te verschuilen, zoals mosselbanken of scheepswrakken. In sterk vervuilde delen zal je hen niet vinden.



Een bijzondere eigenschap van de paling is dat hij door de kieuwspleet lange tijd buiten het water kan overleven. Zo kan hij zich al kronkelend op nat land verplaatsen. Op deze manier kan de paling over land tussen verschillende wateren oversteken. ’s Nachts en tijdens warme zomerse dagen verlaat de paling zijn schuilplaats en gaat hij op zoek naar voedsel. In de winter graaft de paling zich meer in en raakt hij in een soort van winterrust.


De soort jaagt vooral op muggenlarven, muggenpoppen, mosselen, vlokreeften en andere kleine diertjes. Ze eten ook larven van andere vissoorten als pos, baars en blankvoorn. De groei van de paling hangt af van de temperatuur van het water.
De meeste palingen worden tussen vijf en vijftien jaar in het zoete water. Het is een vis die opgroeit in zoet of brak water en zich voortplant in de Sargassozee op grote diepte. De larven trekken met de Golfstroom naar Europa. Als ze opgroeien, worden ze eerst schieraal genoemd. Ze zijn in staat zijn om 6000 kilometer af te leggen en verbruiken zeer weinig energie om te zwemmen.
foto’s : ron offermans, kils, gnu free, reaperman