stam

Fluweelwormen

velvet worms - onychophora

De fluweelwormen zijn een familie wormen met ongeveer 200 soorten.  Ze komen al meer dan 500 miljoen jaren op onze wereld voor.  Hun lichaam lijkt op een insect en een worm.  Het zijn aparte dieren die liever niet in het licht zitten.  Daarom was er lang niets bekend over deze diertjes.  Ze lijken wat op geleedpotigen, maar hun pootjes zijn erg soepel.  De dieren vind je over de hele wereld, maar niet in Europa en op zeer koude plaatsen, best in bossen en warme oerwouden.  Hun lijf is lang en wormachtig en hun huid is bedekt met fijne uitsteeksels.  Als je er over wrijft, voelt het aan als fluweel.  Ze worden ook wel nageldragers genoemd.  Aan beide kanten van hun lijf zit een lange rij kleine pootjes, waarmee ze in golfjes kunnen stappen. 

Op hun kop zitten twee antennes.  Hiermee besnuffelt hij eerst zijn prooi om daarna aan te vallen.  Aan de kop zitten de ogen.  Hiermee kunnen ze moeilijk zien, enkel licht en bewegingen.  Als het te licht is, is het ook te gevaarlijk voor hen.  Dan liggen er vijanden op de loer.  Licht betekent ook warmte en dus kan de fluweelworm makkelijk uitdrogen.  Op zijn lijf zitten ook vele kleine haartjes die rond de mond dienen om te ruiken en te voelen. 

Ademen doen de fluweelwormen door kleine adembuisjes net als de geleedpotigen.  Ze hebben ook een hart in de vorm van een buisje.  De dieren hebben ongeveer 20 paar poten die vlezig zijn en op echte spieren lijken.  Ze worden wel eens ballonpoten genoemd omdat ze zo slap zijn.  Aan het eind van ieder pootje zitten 2 haakjes waarmee het zich kan vasthouden.  De fluweelwormen doen vaak aan miljoenpoten denken.  Overdag verstoppen ze zich tussen de bladeren en rot hout.  Als er een vijand langs komt, schiet hij slijm af om hem te verwarren zodat hij vlug kan ontsnappen.  Bijten en steken kunnen ze niet.  En giftig zijn ze ook niet. 

Zelf jagen ze op kleine diertjes zoals termieten en houtluizen.  Maar omdat ze vaak niet snel genoeg zijn, is het moeilijk ze te vangen.  Ook nu gebruiken ze hun slijm dat ze afschieten om de prooi te doen stoppen.  Ze kunnen het wel een halve meter ver schieten.  Met zijn scherpe mond maakt hij dan een gaatje in de prooi en spuit er een sap in.  De prooi wordt dan erg slap zodat de fluweelworm hem kan opzuigen.  

Het paren gaat er ook wel vreemd aan toe.  Als een mannetje een andere fluweelworm tegenkomt, dan plakt hij zijn zaadjes in een pakje erop.  Dat kan een vrouwtje of zelfs een mannetje zijn.   Bij het vrouwtje zal de huid plots opengaan en de zaadjes door de huid toelaten.  Dan gaan de zaadjes op weg naar de eitjes van het vrouwtje en groeien ze verder uit. 

foto’s : fogden, heffer, unknown, sam heads, yeo

er zijn ongeveer 200 soorten fluweelwormen