onderfamilie

Ganzen

anatidae - geese

Ganzen vormen een onderfamilie van de eendachtigen.  Het zijn grote, zware watervogels die familie zijn van de zwanen en eenden.  Ganzen zijn goed in het grazen en leven meer op het land.  Daarvoor hebben ze sterke en vrij lange poten waarmee ze goed kunnen lopen. Het woord gans wordt ook gebruikt voor een vrouwtjesgans terwijl men het mannetje een gent noemt.  Ganzen kunnen tot 30 jaar oud worden.  Het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje zie je doordat het vrouwtje een grotere hangbuik heeft dan een mannetje.  Eigenlijk is dat de eierzak die nu goed te zien is.  In de broedtijd zie je dat het best.  Ze eten vooral planten.

Ganzen trekken met hun familie of in grote troepen en vliegen in een V-vorm in de lucht.  Door in V-vorm te vliegen, kunnen ze langer vliegen dan normaal.  De gans die voorop vliegt, krijgt de meeste wind.  De ganzen die volgen, maken hiervan gebruik doordat zij dan minder wind vangen.
Tijdens het vliegen praten de ganzen met elkaar.  De achterste ganzen moedigen de voorste aan om snel genoeg te vliegen.

Als een gans ziek wordt of gewond raakt en daardoor niet meer mee kan vliegen, dan zullen twee ganzen bij de zieke gans blijven totdat deze weer beter is of sterft.  Samen zullen de ganzen proberen hun groep in te halen.  Ganzen zijn monogaam.  Dat wil zeggen dat het koppeltje hun hele leven bij elkaar blijft. 

Het nest ligt op de grond.  De vrouwtjes bekleden het met dons, dat ze uit hun eigen borst plukken.  De jongen zijn nestvlieders en verlaten het nest dus al spoedig na het uitkomen.  De ouders houden ze nog wel warm en bewaken ze.  Voedsel zoeken doen ze dan wel zelf.

De dieren zijn zeer waaks en kunnen flink met hun vleugels slaan.  Bij gevaar zullen ganzen luid gakken.  Om deze reden werden ganzen vroeger als waakvogel gehouden.

foto’s : toubib, adrian pingstone, karrackoo

2 geslachten