onderfamilie

Impala’s

aepyceros melampus - impala

De impala’s zijn een onderfamilie van de holhoornigen.  We kennen maar één soort uit deze familie : de impala.  We noemen ze ook nog rooibok en is een van de meest bekende antilopensoorten.  Het zijn slanke dieren met een lange nek.  Hun vacht is roodbruin of geelbruin met een witte onderkant.  Ook de keel, de kin, de bovenlip, de wenkbrauwen en het binnenste van de oren zijn wit.  De neus en de top van de oren zijn zwart.  Er loopt een zwarte streep van de staart over het achterwerk.  Aan de poten zit onderaan een pluim van zwart haar aan de enkels.  Er bestaan zelfs zwarte impala’s, maar die zie je bijna nooit. 

Enkel de mannetjes hebben hoorns in de vorm van een lier en zijn sterk geringd.  Die hoorns worden soms 1 meter lang.  Vrouwtjes hebben geen hoorns en zijn wat kleiner.  Aan de vorm van de hoorns kan je zelfs zien hoe oud het mannetje is.  De dieren worden 120 tot 160 centimeter groot en 80 centimeter hoog.  Je vindt ze op open vlakten in lichte bossen in de buurt van water zodat ze genoeg te drinken hebben.  Ze komen voor in Kenia, Oeganda, Rwanda tot Botswana, Angola en Namibië.  Daar leven ze van kort gras en bladeren, maar ook van zaden, peulen en kruiden.  Ze moeten veel drinken.  Overdag zie je ze vaak de ganse dag herkauwen op een plekje in de schaduw. 

De impala’s kunnen goed horen en ruiken, zodat ze hun vijanden al van ver kunnen horen.  Zien doen ze wat minder.  Maar bij gevaar kunnen ze wel snel wegrennen, waarbij ze grote sprongen kunnen maken van wel 11 meter ver en 3 meter hoog.  Je ziet de impala’s meestal in kleine kudden van ongeveer 6 of meer dieren waar één mannetje de baas is.  Soms zie je ook grotere kudden van wel 50 dieren.  Dat is enkel als er weinig voedsel te vinden is.  Mannetjes houden elkaar op een afstand door geurtjes te verspreiden langs hun hiel. 

In de paartijd kunnen zij fel met elkaar vechten.  Het is erg vermoeiend voor de leider van de groep om te paren en tegelijk zijn vrouwtjes te bewaken.  Daarom gebeurt het wel dat jonge mannetjes de leider wegjagen en zelf leider van de groep worden.  De jongen worden meestal allemaal tegelijk geboren in het regenseizoen.  Zo blijven er genoeg jongen over als leeuwen en andere roofdieren toeslaan.  Een deel van de jongen kan opgroeien tot volwassen dieren.  Vaak worden de impala’s gezien als ‘het lekkerste hapje van de wildernis’.  Dat komt omdat ze zo makkelijk kunnen gepakt worden door roofdieren. 

De vrouwtjes werpen één jong na 200 dagen zwangerschap.  Dat gebeurt meestal tussen de struiken goed verstopt voor vijanden.  Ze blijft goed in de buurt van haar jong de eerste dagen.  Na enkele dagen volgt het jong zijn mama naar de groep.  Maar bij elk gevaar leert het om vlug te gaan schuilen.  Zo kunnen impala’s wel 15 jaar oud worden.

foto’s : svdmolen, tram2, hans hillewaert

slechts één soort