familie

Kangoeroes

macropodidae - kangaroos

De kangoeroe is een dier dat in het verre Australië leeft.  Ze hebben enorm grote achterpoten waarmee ze heel ver kunnen springen.  Verder hebben de dieren een lange, gespierde staart.   Het vrouwtje heeft een buidel, waarvan de bovenkant open is.  Dat is een soort zak die aan haar buik vast hangt.  Daarin worden de jongen opgevoed.  Het zijn echte graseters.   Door het eten van het gras en bladeren krijgen ze genoeg nat binnen zodat ze wekenlang zonder water kunnen.  Dat is erg belangrijk voor in de droge periodes.  

In Australië werd er heel lang jacht op de kangoeroe gemaakt voor de vacht en het vlees.  Toch bleven er genoeg dieren over.  Veel later werd het leefgebied van de dieren weggekapt en dat was veel erger voor hen.  Het moest plaats maken voor akkers en weiden waar de schapen op konden grazen.  Door het vernietigen van bossen ontstonden grasvelden, die goed geschikt waren voor de reuzenkangoeroes.  De dieren worden vaak door de boeren als een plaag gezien, die het gras van de schapen opeten.  Daarom worden ze door de boeren afgeschoten.  Ook wordt er vandaag veel meer kangoeroevlees gegeten dan vroeger.

De reuzenkangoeroe kan wel een lengte van 2 meter hebben als hij neerzit op zijn achterpoten.  In één sprong kunnen ze 8 meter ver en wel 3 meter hoog springen.  Doe dat maar eens na !   Er bestaat ook de boomkangoeroe.  Die leeft vooral in de bomen van het woud en eet bladeren en lianen.  Dat zijn lange slierten planten die in de bomen hangen.  Zij hebben sterke voorpoten en kleine achterpoten.  Dat is nodig om gemakkelijker in de bomen te kunnen kruipen.  Er bestaat ook een rotskangoeroe die poten heeft om goed van de rotsen te kunnen afglijden.  Kangoeroes kunnen niet achteruit lopen.  Hun lange staart zit steeds in de weg.  Die staart dient om hun evenwicht te kunnen houden.  

De vrouwtjes zijn maar één maand zwanger.   Vooraf maakt zij haar buidel heel schoon door hem af te likken.   Bij de geboorte zijn kangoeroes niet groter dan de nagel van je duim.   Als het jong wordt geboren, klimt het langs de vacht heen en weer kronkelend als een slang naar boven om in de buidel te komen.   Bij deze klimpartij helpt mama niet.   Het is blind en doof, maar met zijn neus kan hij de weg wel vinden. Het vel is helemaal naakt.  Als het jong in de buidel zit, zoekt het de tepel op en zuigt het er zich aan vast.  De tepel zwelt in zijn bekje op waardoor het jong niet los kan schieten.   Zo blijft het er weken vast zitten lekker genietend van de moedermelk.    

Na deze tijd steekt het af en toe zijn kopje uit de buidel, maar pas na 6 maanden zal hij er uitkomen.  Dan huppelt hij in de buurt van zijn moeder wat rond.   Als er gevaar is, kruipt hij heel vlug terug in de buidel.   Als het jong 8 maanden oud is, wordt hij te groot voor in de buidel.  Toch wil hij af en toe zijn kop nog eens in de buidel stoppen om van de lekkere melk te drinken.  Als het jong de buidel verlaat, zit er al een nieuw kleintje klaar.  Het gaat dus heel snel bij de kangoeroes.   

foto’s : danielle langlois, anp, creative commons

De grote vijanden van de kangoeroe zijn de grote katten, wilde honden en de mens.  Maar de dieren laten zich niet doen en stampen vaak hard met hun poten.  Ze grijpen de vijand met de voorpoten om dan met de achterpoten rake klappen uit te delen.

9 geslachten