soort
De kleine koedoe
tragelaphus imberbis - lesser kudu
De kleine koedoe is een soort antilope die voorkomt in het oosten van Afrika in Kenia, Tanzania en Ethiopië en is dichte familie van de grote koedoe. Ze hebben lange poten en een slanke kop. Bij de mannetjes zie je twee flink gedraaide hoorns die 60 tot 90 centimeter lang worden. Hun vacht is grijsbruin, maar de jongen meer roodbruin van kleur. Hoe ouder ze worden, hoe grijzer ook hun vacht. Over hun rug lopen ruim 10 dunne strepen die een goede camouflage zijn. Ook op de wangen en onder de ogen zitten witte vlekken. Het lichaam van de kleine koedoe wordt 110 tot 170 centimeter groot.

De dieren voeden zich met acacia en doornstruiken die ze vinden in halfwoestijnen. Soms eten ze ook gras. Ze komen in open plaatsen weinig voor. Vooral in de ochtend zijn ze op zoek naar voedsel, terwijl ze de rest van de dag in de schaduw liggen te rusten. De dieren kunnen ook lang zonder water ; dat halen ze uit de bladeren die ze eten.


De vrouwtjes leven per twee of drie of vormen kuddes tot 24 dieren samen met hun kalveren. Bij gevaar blaffen de dieren en vluchten ze weg. Hierbij kunnen ze sprongen maken van 2 meter hoog. Mannetjes die vrouwtjes verleiden knabbelen aan haar en wrijven hun lichaam tegen elkaar. De jongen die geboren worden, blijven twee weken verborgen tot het vlot mee kan met de rest.

foto’s : lip kee yap, cburnett, karelj, steve