soort

De knoflookpad

pelobates fuscus

De knoflookpad is een soort kikker uit de familie van de knoflookpadden.  Ze hebben een kort en dik lijf met sterk uitpuilende ogen.  Die hebben een oranje iris.  Ze komen voor over grote delen van Europa en ook in ons land.  Maar de soort is sterk bedreigd.  Hun naam kregen ze natuurlijk door de geur van knoflook die ze afgeven door hun huid heen.  De kikkers komen voor op zanderige plaatsen waar ze leven van insecten.  Tijdens de winter houden de dieren wel een winterslaap.  Ze worden 4 tot 6 centimeter groot.  Op hun rug valt een tekening van een pijl dadelijk op.  Die wordt gevormd door allerlei vlekken.  Vrouwtjes zijn grijs en mannetjes tot zandgeel van kleur.  Hun buik is witgeel tot grijs. 

De kwaakblaas ontbreekt bij de mannetjes.  Maar bij het paren valt op dat de mannetjes een zwelling hebben op hun bovenarm.  Aan de achterpoten hebben ze allemaal een soort graafknobbel waarmee ze veel grond kunnen omwoelen.  De scherpe randen aan de achterpoten zijn enig bij deze kikkers en komen bij andere soorten niet voor.  De kikkers komen voor in grote delen van Europa tot in Kazachstan.  Daar leven ze op plaatsen waar ze makkelijk kunnen graven in een zand- of grindbodem. 

De eitjes worden rond maart afgezet in lange snoeren.  Die worden rond waterplanten gewikkeld.  Die snoeren zijn soms tot 1 meter lang en kunnen tot meer dan 3 duizend eitjes bevatten.  Als de larven uitkomen, zwemmen tegen het wateroppervlak.  Bij gevaar duiken ze de modderbodem in.  Na 10 tot 20 weken zijn ze volgroeid en zullen in juli het water verlaten. 

Hun voedsel bestaat uit kleine diertjes zoals loopkevers, nachtvlinders, vliegen, spinnen, duizendpoten en mieren.  De larven lusten eerder raderdieren, mosselkreeftjes, eenoogkreeftjes en watervlooien.  Hun vijanden zijn vooral vogels zoals buizerds en uilen, maar ook egels, vossen en waterspitsmuizen.  Eenden lusten dan weer graag de larven.  Larven kunnen ook makkelijker ziek worden en besmet raken met platwormen of rondwormen. 

Bij gevaar drukken de kikkers zich plat tegen de bodem en blazen zich vol lucht.  Ze gaan hierbij hoog op hun poten staan zodat ze voor hun vijanden groter lijken.  Het zijn snelle en hoge springers en knappe zwemmers.  Ze kunnen zich ook achterwaarts ingraven.  In 10 minuten heeft hij zich een halve meter ingegraven.  Dat doen ze ook als ze hun winterslaap houden. 

foto’s : meduna