soort

De narwal

narwhal- narwhale - monodon monoceros

De narwal is een soort tandwalvis die 4 tot 5 meter lang kan worden zonder tand.  Hij heeft een heel bijzondere slagtand in zijn bek zitten.  De beloega of witte dolfijn is dichte familie van de narwal.  Narwals zijn wit van kleur met een gespikkelde rug.  Ze hebben kleine afgeronde vinnen tot 40 centimeter lang.  De ronde staartvin is ruim één meter breed. 

De bijzondere tand die uit de bek steekt kan tot drie meter lang worden en heeft spiralen die er op draaien.  De mannetjes betasten elkaar ermee maar waarvoor hij precies dient is nog niemand zeker.  Het kan dienen om mee te vechten.  Onderzoekers denken ook dat de tand erg gevoelig is en de narwal hem gebruikt om dingen af te tasten in het water.  Narwals met twee slagtanden komen niet veel voor.  Er is ook ontdekt dat door de tand zenuwen lopen zodat de narwal er heel gevoelig mee is en misschien prooien kan mee opsporen.  Jammer genoeg vinden vele mensen deze tand erg knap dat ze de dieren vangen en de tand afzagen.  Vroeger dachten de mensen dat er krachten zaten in zo’n tand en mensen kon doen genezen.

Na het paren krijgt de moeder één jong.  Dat jong blijft zijn hele leven bij zijn moeder.  Ze blijven zelfs twee jaar moedermelk drinken.  Ze jagen op inktvissen en zijn zeer snelle jagers.  Hun grootste vijanden zijn de ijsberen, de orka’s en zelfs de walrussen.  Er zijn ook Eskimo’s die jagen op narwals. 

foto’s : rowell, nicklen