soort

De Noord-Amerikaanse fluithaas

american pika - ochotona princeps

De Noord-Amerikaanse fluithaas is een soort die voorkomt in de bergen van Noord-Amerika. Ze worden 16 tot 22 centimeter groot en hebben vrij lange achterpoten. De voetzolen zijn licht behaard en hun niet zo korte staartje zit verborgen. De oortjes zijn groot, bolvormig en hebben een witte rand. De vacht op hun rug is grijs tot kaneelkleurig en enkele geelbruine tinten. In de winter worden de dieren grijzer van kleur en wordt ook hun vacht wat langer. De buik is eerder wit gekleurd.

Hun leefgebied bestaat uit velden met rotsen of stapels afvalhout in de buurt van mensen. Onder een rots maken ze ook hun hol en nestplaats. Ze houden niet echt van hoge temperaturen en zullen dan ook gauw schuilen onder de rotsen als het te warm wordt. Als ze langer dan 6 uren in temperaturen boven de 25 graden zitten, kunnen ze sterven.

Ze voeden zich met grassen, zeggen, distels en andere groene planten. Voor de winter maken ze hooistapels en slaan hun voedsel zo op. Een winterslaap houden ze niet, dus komt dat opgeslagen voedsel goed van pas. En ze doen dat vrij kieskeurig. Het voedsel dat ze opslaan gebeurt ook in een bepaalde volgorde.

Mannetjes zullen hun leefgebied sterk verdedigen. Vooral tijdens het hooien worden de leefgebieden sterk gerespecteerd. Vrouwtjes kunnen tot 2 nestjes per jaar krijgen. De jongen worden blind en licht behaard geboren. Zij blijven tot 4 weken bij de moeder om te spenen. Volwassen dieren roepen elkaar met felle geluiden en gezang. Het dient als waarschuwing voor gevaar, maar ook voor de paring begint. Tot hun vijanden horen de coyote, de havik, adelaars, de rode lynx, vossen en kleine marters.

foto’s : public, walter siegmund, justin johnson, alan wilson