soort
De pimpelmees
eurasian blue tit - cyanistes caeruleus
De pimpelmees is een mees die in heel Europa vaak voorkomt. Ze zijn veel te zien in bossen en tuinen. Het zijn slimme, behendige vogeltjes die graag afkomen op het voedsel dat mensen ophangen in de tuin. In onze streken is de pimpelmees een talrijke broedvogel, die ook voor een groot deel standvogel is. Dat wil zeggen dat ze tijdens de winter hier blijven overwinteren.
Volwassen pimpelmezen zijn ongeveer 11 tot 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17 tot 20 centimeter. Het is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een opvallend blauw ‘petje’, gele borst en een smalle, zwarte oogstreep. Op de kin zit een zwart-blauwe vlek en de vleugels zijn ook lichtblauw. Mannetjes zijn helderder van kleur dan vrouwtjes. Vrouwtjes hebben een iets smaller blauwe halsband.

De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, terwijl de zang eerder een hoog si si sirrr is. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, terwijl hij af en toe met de vleugels slaat.
Het gekleurde ‘petje’ is het belangrijkste deel van het mannetje dat indruk moet maken op het vrouwtje. Voor de vrouwtjes spelen ook de dans en zang van het mannetje een rol bij de partnerkeuze. Ook het voer dat het mannetje aanbrengt kan belangrijk zijn voor haar.


Pimpelmezen hangen vaak ondersteboven aan uiteinden van berkentwijgen en aan vetbollen en pindasnoeren. Ze zijn niet schuw, maar toch iets schuwer dan koolmezen. Het is bekend dat ze trucjes kunnen leren om aan voedsel te komen. Met een paar zachte winters kunnen ze tot 3 jaar oud worden. De oudst gemeten leeftijd voor een pimpelmees is 19 jaar.
Pimpelmezen eten bladluizen. Op die manier zijn ze een goede hulp voor de boer zijn gewassen. Jammer genoeg worden de bladeren van de bomen hierdoor een beetje beschadigd.

Wanneer een koppeltje pimpelmezen elkaar heeft gevonden blijven zij gedurende een of twee broedsels bij elkaar. Ze gebruiken hierbij vaak hetzelfde nest jaar na jaar. Als de pimpelmezen beslissen te blijven tijdens onze winter, is het best mogelijk dat ze dood vriezen als de winter te streng wordt of te lang duurt.
Hun nest bestaat meestal uit mos, haren, veren, bladeren, takjes en ander zacht materiaal. Wanneer het nest klaar is, begint het vrouwtje met het leggen van een ei per dag. Pas als er ongeveer 10 eitjes zijn begint ze met broeden. Tijdens het broeden brengt het mannetje haar het voedsel dat ze nodig heeft.
Na twee weken komen de eitjes uit waarna beide ouders de jongen voeren. Om ervoor te zorgen dat roofdieren niet merken waar het nest is, brengen de ouders de mest van de jongen ver weg van het nest. De eierschalen worden door de ouders opgegeten. Zestien dagen na het uitkomen kunnen de jongen het nest verlaten. Jongen leren goed de omgeving kennen waarin ze geboren zijn en keren ook ieder jaar in de lente terug naar de plaats waar zij geboren zijn.
Naast het voedsel dat de mens hun aanbiedt tijdens de winter, eten zij vooral insecten en hun larven, spinnen, bladluizen, nectar en zaden.
foto’s : pinchuk, vincent van der spek, smugmug, isabekov