soort

De raaf

common raven - corvus corax - northern raven

De raaf is de grootste kraaiensoort die er bestaat en de grootste van alle zangvogels.  Hij is familie van de kraai en de ekster en kan wel meer dan een halve meter lang worden.  Met zijn vleugels gespreid is het meer dan één meter.  De snavel is zwaar en vrij krom.  Het zijn slimme dieren die soms samenwerken met de wolven.  Als de raaf een gewond dier ziet, gaat hij de wolf roepen om het dier op te speuren.  De restjes die de wolf dan laat liggen, kan de raaf rustig opeten.  Hij kan zelfs stokjes gebruiken om voedsel uit een holletje te peuteren of met een steen noten te kraken.  Ook kan hij geluiden uit zijn omgeving nadoen, zoals de stem van mensen.  Het is een echte alleseter maar leeft vooral van knaagdieren, insecten en larven, wormen, jonge vogels, dode dieren, mossels en aangespoelde vissen.  Ook planten zoals bessen en fruit en mest van wolven lust hij wel. 

Het nest bouwt hij liefst in een hoge boom en gebruikt dit zelfde nest wel tien jaar lang.  Elk jaar herstelt hij het een beetje.  De raaf kan wel dertig jaar oud worden, al zal dat in de vrije natuur meestal niet lukken. Tamme dieren kunnen veertig jaar worden.  Hij blijft zijn hele leven bij zijn partner en kan gerust in onze temperaturen leven.  Toch is hij hier al lang niet meer gezien.  Er is af en toe wel eens een witte raaf gezien, maar die vogels hebben een probleem met de kleur van hun veren.  Verder zijn het precies dezelfde dieren.

Doordat hij zo zwart is, kan de raaf er een beetje griezelig uitzien.  Ook omdat hij dode dieren eet, vinden de mensen hem maar eng.  Je ziet hem vaak bij heksen in sprookjes.  Op de grond beweegt de raaf zich door te springen of te lopen, maar in de lucht is hij een echte acrobaat.

Raven kunnen paren wanneer ze ongeveer drie jaar oud zijn.  Dan bouwen ze hun nest op de rotsen of in spleten gemaakt van gevlochten takken met klompjes aarde, mest en gras.  Ze bekleden de binnenkant met zacht mos en bladeren, vacht, haar, wol en gras.  Na het paren legt het vrouwtje blauwgroene eieren met bruine spikkels in het nest.  Zowel het mannetje als het vrouwtje zorgt voor de kleintjes.  Die krijgen geplette insecten, vogels of kleine dieren, waarvan ze eerst de veren, de haren en de botten hebben uitgetrokken.

foto’s : donar reiskoffer, arnstein ronning