soort
Het rendier
rangifer tarandus - reindeer
Het rendier wordt ook wel de kariboe genoemd. Het zijn hertachtigen die behoren tot de onderfamilie van de schijnherten. Ze leven in Noord-Amerika en in het verre Siberië waar het erg koud kan zijn. Eskimo’s hebben van het rendier hun huisdier gemaakt. Maar rendieren vind je nog in het wild. Het zijn grote grazers. Ze leven met velen samen in een grote kudde en eten vooral mos, maar ook kruiden, grassen, en takken van bomen.
De naam kariboe komt van de indianen en betekent ‘krabber’. Als hun omgeving is bedekt met sneeuw en ijs, weten de rendieren dit met hun hoeven weg te krabben om zo dit diepvrieseten te bereiken. Vandaar hun naam waarschijnlijk. De voornaamste vijand van het rendier is de wolf die vooral zwakke dieren grijpt. Het wordt om zijn vacht, zijn vlees, zijn melk en als trekdier gebruikt. De slee van de kerstman wordt ook door rendieren getrokken.

Zowel het mannetje als het vrouwtje dragen een gewei. Ze gebruiken dat vooral om zich te verdedigen. Het valt regelmatig af en dan peuzelt het de stukjes gewoon op. Ze kunnen 12 tot 15 jaar worden. Ze paren in de herfst en hebben per worp één jong. In de winter hebben ze een dikke wintervacht. De oren en de staart zijn kort en de neus is behaard.


Vooral door het kappen van bossen en wouden zijn er veel minder rendieren over. Het gebied waar ze leefden, bestaat uit vlak land met veel meren en moerassen. Maar omdat we hen nu zo goed beschermen, zijn er terug veel dieren te vinden. Ze leven in kleine groepen en soms in grotere kuddes van enkele duizenden. De grote voeten van dit dier zijn prima voor het trekken door sneeuw, over glad ijs en door moerassen. De twee helften van de gespleten hoef zijn sterk verbreed en afgeplat, precies als bij sneeuwschoenen.

Het is ook voor de trek erg belangrijk dat alle jongen ongeveer tegelijk geboren worden, zodat alle koeien op dezelfde tijd verder kunnen trekken en er minder kans is dat er dieren achterblijven. Zij zouden een gemakkelijke prooi voor wolven kunnen vormen. Ieder ziek of achtergebleven dier wordt direct door de wolven gepakt. Soms vangt een grizzlybeer wel eens een jonge kariboe. Als de kalfjes 4 uur oud zijn, kunnen ze al harder lopen dan een mens. Dat is nodig omdat moeder en kind bij de kudde moeten blijven. Om het kalf op te wekken haar te volgen, kijkt de moeder ernaar en beweegt tegelijk haar kop op en neer. Ze gromt dan hevig, alsof ze wil zeggen ‘komaan volg de kudde !’ .
Mensen gebruiken de huid voor kleding, schoenen en bedekking van boten. Het vet wordt gesmolten en als lampenolie gebruikt. Van de geweien worden allerlei dingen gemaakt zoals stoelen en speelgoed.
foto’s : gordon, sohns,
3 ondersoorten
Scandinavisch rendier
Siberisch rendier
Amerikaanse kariboe