soort

De roek

rook - corvus frugilegus

De roek is een zangvogel die behoort tot de kraaiachtigen.  Hij is even groot als de zwarte kraai en wordt tot 46 centimeter groot.  Ze hebben zwarte veren die blauw glanzen.  De snavel is ook zwart en licht naar beneden gebogen.  De poten zijn licht met veren bedekt, wat bij andere kraaien niet zo is.  Het lijkt alsof ze een broek dragen.  Het zijn vogels die veel lawaai maken en veel verschillende geluiden kennen.  Ze leven in grote groepen en maken hun nesten dicht bij elkaar in de toppen van de bomen.  Je vindt de roeken in grote delen van Europa, maar hij komt ook voor in Nieuw-Zeeland.  Vele jaren terug hebben de mensen de roeken naar daar overgebracht.  Maar daar zijn ze nu een echte plaag geworden, zodat de mensen nu proberen vele roeken te vangen en te doden.

De vogels zie je bij ons op open akkers en weilanden met bomen en heggen waar ze makkelijk tussen kunnen vliegen.  Van mensen hebben ze geen schrik, maar ze kunnen vaak storend zijn als ze te veel lawaai maken of te veel mest achterlaten op wegen of auto’s.  Ze eten echt wel veel en houden vooral van regenwormen, slakken en insecten, maar ook planten zoals zaden, noten en eikels.  De jongen krijgen van mama wel dieren als voedsel.  Daar worden ze waarschijnlijk vlug sterk van.

Vroeger werd er veel op roeken gejaagd omdat het soms lastvogels kunnen zijn.  Toch doen ze op de akkers weinig verkeerd en laten de boeren de vogels nu vaak met rust.  In de stad kunnen ze wel tot last zijn.  De roek is nu zelfs een beschermde vogel.  Je mag hem dus niet zomaar verjagen of doden.

Roeken vallen op door de grote stappen die ze maken op de grond.  Met hun snavel voelen, graven en pikken ze op de grond.  Ze kunnen hiermee flink gaan woelen.  Al vroeg in de ochtend gaan ze op zoek naar voedsel en dat duurt vaak de ganse dag door.  In de lucht zijn het echte acrobaten.  Laten ze in de lucht iets vallen, dan vangt een ander het in de vlucht weer op.  Tegenover elkaar zijn ze best wel lief.  De mannetjes dansen voor de vrouwtjes tijdens het paren waarbij ze de vleugels optillen.  Ze verzorgen elkaars veren en brengen voedsel voor elkaar aan. 

Als je de vogels van jongs af aan tam maakt, kan je hen zelfs kunstjes aanleren.  In de natuur blijven de vogels steeds op dezelfde plaats en gaan maar af en toe trekken naar andere warmere landen.  Het zijn ook trouwe vogels die hun ganse leven samen blijven.  Zowel het mannetje als het vrouwtje helpen mee aan het bouwen van een nest hoog in een boomtop.  Grote twijgen en takken die makkelijk kunnen buigen worden hiervoor gebruikt.  Ze durven ook bij elkaar de beste takjes gaan stelen.  In het nest legt het vrouwtje 3 tot 6 grijsgroene eitjes waar ze tot 19 dagen op gaat broeden.  Het mannetje gaat in deze tijd het eten voor vrouwlief halen. 

foto’s : evanherk, scops, john haslam, foxypar4