soort

De roodborst

european robin - erithacus rubecula

Het roodborstje behoort tot de familie van de vliegenvangers en komt in de winter veel voor in onze tuinen.  Eigenlijk zijn de diertjes die je dan ziet roodborstjes die van de koude landen bij ons komen overwinteren, want in hun land is het vaak nog kouder.  In de bossen mogen ze niet echt komen van de roodborstjes die hier al wonen.  Dus moeten ze eten zoeken in onze tuinen.

In de zomer broedt hij in gaten en spleten in muren, aan slootkanten, in heggen, in klimop, in bossen, in parken en in tuinen.  Het is een vrij kort en dik vogeltje met een opvallende bruinrode keel.  De staart is roodbruin.

Het roodborstje weet heel goed zijn weg overal te vinden.  Vanuit de lucht weet hij torens, kerken en rivieren te volgen.  Zowel de mannetjes als de vrouwtjes kunnen zingen.  Het liedje van het roodborstje luidt : tsjilp-er-de-tsjilp-tsjilp.

Roodborstjes duwen hun vleugels omlaag tegen de lucht en buigen ze weer omhoog om de lucht door te laten.  Ze wonen in steden, boerderijen en bossen.   Pas als het hier echt te koud wordt, dan zullen ze op wintertrek gaan.  Anders wachten ze graag zo lang mogelijk.  Ze zijn van alle vogels ook de eerste terug. 

Wat leuk is, is dat elk roodborstje in de lente terugkeert naar dezelfde plek.  Misschien dus terug naar jouw lekkere tuin.  Maar er zijn ook vogeltjes die helemaal niet wegtrekken.  Dat zijn er die heel goed tegen de koude kunnen. 

foto’s : rasbak, bert wanningen, ernst vikne, jimbleak