soort

De ruitkrokodil

cuban crocodile - crocodylus rhombifer

De ruitkrokodil is een reptiel uit de familie van de echte krokodillen.  Ze worden ook nog de Cubaanse krokodil genoemd.  Ze kunnen een lengte van drie tot vier meter bereiken.  Hun kleur is grijsbruin tot bruin met opvallende lichtere tot gele vlekken.  Jongere dieren zijn gelig gekleurd en hebben zwarte vlekken.  De ruitkrokodil is te herkennen aan de korte schedel.  De schubben op de achterpoten zijn sterk gekield en ruitvormig waaraan het zijn naam te danken heeft.

De krokodil wordt al lange tijd bejaagd om het vlees en om de huid die kan worden verwerkt tot krokodillenleer.  De krokodil komt alleen voor op het eiland Cuba.  Het is een van de sterkst bedreigde dieren ter wereld en telt ongeveer 4000 dieren in het wild. 

De ruitkrokodil heeft een breed lichaam met op de rug drie rijen langwerpige opstaande randen.  De zijkant en de buik zijn sterk gevlekt. Hieraan heeft de soort de Engelse naam ‘parelkrokodil’ te danken.  De kop is korter dan die van andere echte krokodillen, maar lijkt niet op die van een alligator.  Het aantal tanden varieert van 66 tot 68 in 5 rijen voortanden, 13 of 14 rijen tanden in de bovenkaak en 15 rijen kiezen in de onderkaak.  De achterste kiezen zijn opvallend stomp wat te maken heeft met het voedsel dat hij eet.

De achterpoten zijn bijzonder krachtig zodat de krokodil snel kan rennen en zelfs sprongen kan maken.   De achterpoten zijn niet voorzien van zwemvliezen.  

De ruitkrokodil is op het zoete water aangepast en leeft in de binnenlanden.  De krokodil kan best tegen zout water en kiest soms voor licht brak water.  Zeewater is echter te zout, zodat de ruitkrokodil zelden in zee zal worden aangetroffen.

De ruitkrokodil heeft door zijn kleinere vorm heel wat kleinere prooien op het menu staan.  De voorkeur gaat uit naar vissen en schildpadden, maar ook vogels en kleinere zoogdieren worden gegeten.  De tanden van de ruitkrokodil zijn achteraan opvallend stomp, wat handig is om de zeer harde schilden van schildpadden te kraken.  Jonge dieren leven van kleine ongewervelden zoals insecten, maar ook van kleine vissen.  

De vrouwtjes maken geen broedhopen zoals sommige krokodillen, maar graven holen waarin de eieren worden afgezet en vervolgens worden toegedekt.  Het aantal eieren kan variëren van 30 tot 40.  Mannetjes ontstaan bij een nesttemperatuur van 30 tot 32 graden en vrouwtjes bij een lagere of hogere nesttemperatuur.  De jongen komen na twee tot drie maanden uit.  Het grootste deel van de eieren en jonge krokodillen wordt opgegeten door vijanden als vogels, reptielen en zoogdieren.  Maar ook soortgenoten worden opgegeten.  Het leefgebied bestaat uit zoetwatermoerassen, vijvers, vennen, rivieren en kanalen.

De belangrijkste reden voor de achteruitgang van de soort is de mens. Houtkap en de zoektocht naar houtkool bedreigen hun leefgebied.  Maar ook de jacht om de huid en het vlees doet hun aantal sterk verminderen. 

foto’s : creative commons, public, ltshears, trish m hears