onderorde

Slangen

snakes - serpentes

Slangen zijn een onderorde van de schubreptielen.  Ze hebben een dun lichaam zonder voor- of achterpoten.  Er bestaan meer dan 3000 soorten.  Ze bewegen zich altijd voort op de buik en hebben ogen die ze niet kunnen bewegen.  Je vindt ze op vele plaatsen op de wereld, maar vooral toch op plaatsen waar het warm is.  Dicht bij de Noord- of Zuidpool zul je geen slangen vinden.  Er leven soorten in de woestijn, onder de grond en zelfs in het water zoals meren, rivieren en de zee. 

Alle slangen kunnen goed zwemmen en klimmen.  In het oerwoud leven vooral boomslangen en in de woestijn vind je slangen die zich ingraven.  De kleinste slangen worden rond 15 centimeter.  De grootste rond 9 meter.  Ze hebben allemaal een lang lichaam.  We denken soms verkeerd dat slangen geen staart hebben.  De meeste soorten hebben juist een vrij korte staart.  Er zijn er die hun staart gebruiken om hun prooi te lokken. 

Slangen slikken hun prooi in één keer door zonder te kauwen.  Zelfs prooien met veren, haren en schubben worden makkelijk opgegeten.  Hun huid is glibberig, altijd droog en stoot water af.  Door deze huid kunnen ze niet zweten.  Felle kleuren op hun huid tonen de vijand dat ze moeten opletten.  Het toont aan dat ze giftig zijn.  Maar er zijn slangen die lekker doen alsof.  Deze zijn helemaal niet gevaarlijk maar tonen toch die felle kleuren voor hun vijand. 

De dieren moeten ook vaak vervellen.  De slang werpt dan haar huid in één keer af.  Vervelende beestjes die op haar huid zaten, worden hiermee ook afgegooid.  Ook de ogen zijn heel apart.  Het vel over de ogen is doorzichtig.  Het lijkt dus alsof ze haar ogen nooit sluit.  Maar ook dat vel moet vernieuwd worden.  Als dat gebeurt, is de slang heel kwetsbaar.  Op de huid liggen schubben over elkaar.  Soorten die veel graven of zwemmen, hebben platte schubben.  Andere hebben schubben met bulten of uitsteeksels.  De buikschubben zijn heel glad, want de slang moet goed kunnen glijden.  De kleur van de schubben is ook heel belangrijk.  Groene schubben voor de boomslangen, bruine schubben voor de grondslangen. 

De tong van de slang is heel belangrijk.  Met haar tong ruikt ze de prooi en niet met haar neus.  Op de tong zitten reukdeeltjes.  Doordat de tong gespleten is, ruikt ze nog veel beter.  Een slang ziet wel niet zo best.  Haar ogen dienen meer om haar vijand af te schrikken dan om een prooi op te speuren.  In de oren van de slang ontbreekt een beentje om goed te kunnen horen.  Ze voelen eigenlijk de trillingen langs hun buik op de grond.  Zo kan de slang horen en voelen waar de prooi of de vijand ergens zit. 

Het gebit is verschillend bij elke soort.  Niet elke slang heeft giftanden.  Slangen met giftanden moeten dan ook zakjes hebben waarin het gif zit.  Het gif dient om de prooi te verdoven.  Het meeste gif is voor de mens niet gevaarlijk.  Soms wordt het gif van slangen gebruikt om medicijnen te maken. 

Slangen leven meestal alleen.  Alleen om te paren zoeken ze elkaar op.  Ook slangen die een winterslaap houden, zoeken elkaars warmte op.  De meeste slangen leggen eieren.  Maar er zijn ook slangen waar de jongen in de buik al uit het ei komen.  Het lijkt er dus op dat die slangen geen eieren leggen.  Sommige slangen bewaken hun eitjes, maar als de eieren uitkomen, staan de jongen er alleen voor.  Geen enkele moeder zorgt voor haar kleintjes. 

Alle slangen eten vlees, eieren of insecten.  De prooi wordt ofwel gewurgd of vergiftigd.  Vaak kiezen ze prooien die te groot zijn.  Dat komt omdat slangen vaak gulzig zijn.  Het gebeurt wel dat ze hun prooi terug uitbraken als het echt niet lukt.  Ze hebben vele vijanden : andere slangen, vogels, krokodillen, zoogdieren en zelfs sommige vissen en amfibieën zijn een gevaar.  De belangrijkste vijand is de mens.  Wij verstoren de plaatsen waar de slangen leven.  Ook doden we vele dieren om met hun huid handtassen of schoenen te maken. 

De meeste slangen zullen niet aanvallen als hun vijand in de buurt is.  Kleine slangen doen alsof ze dood zijn en gaan op hun rug liggen.  Andere laten een smerig papje achter zodat de vijand wegvlucht van de stank.  Sommige beginnen eerst te sissen.  Pas veel later zullen ze misschien aanvallen. 

Deze dieren hebben koud bloed.  Dat wil zeggen dat ze best regelmatig een zonnebad nemen.  Daar warmen ze goed van op en kunnen dan veel beter bewegen en eten.  Sommige slangen kunnen zelf warmte maken door te beginnen trillen.  Zo worden hun eieren lichtjes verwarmd. 

Slangen zijn in de groep reptielen de jongste dieren.  Zij zijn ontstaan uit de hagedissen.  Eigenlijk zijn slangen dus hagedissen die in de vele jaren hun poten niet meer hebben gebruikt en dus verloren hebben.  Er zijn slangen waar je aan het skelet nog kleine botjes vindt die ooit pootjes waren.

foto’s : ernie, patrick gijsbers, mond76, public, patrick jean, edward wozniak, steve jurvetson

16 families