soort

De subantarctische grote jager

brown skua - stercorarius antarcticus - antarctic skua - subantarctic skua - southern skua - hākoakoa

De subantarctische grote jager is een steltloper uit de familie van de jagers.  Hij heeft een bruine kop met gelige strepen op hun nekveren.  De bovenkant is donkerbruin met een iets grijzere onderkant.  De vleugels zijn zwartbruin met witte vlekken.  De staart is donkerbruin, de snavel en poten zwartgrijs.  De lengte bedraagt 52 tot 64 centimeter met een spanwijdte 120 tot 160 centimeter.

Hun voedsel bestaat uit zeedieren, pinguïneieren en hun kuikens en aas, maar ook afval van schepen pakken ze graag mee.  Het zijn rovers, die het vooral gemunt hebben op jonge vogels en eieren.  Ook zijn het echte piraten die vooral aalscholvers en sterns achtervolgen.  Die worden bij hun vleugels of staart gegrepen en gedwongen hun voedsel te laten vallen.  Ook in kolonies van pinguïns zijn het rovers naar de kleine kuikens.

Deze jagers maken geen nest, maar ze leggen hun eieren gewoon op de grond en verdedigen het fel tegen indringers.  Het vrouwtje legt tussen eind november en begin januari twee eieren, die gedurende 30 dagen bebroed worden.  Vanaf eind maart zijn de jonge vogels klaar om uit te vliegen.  Deze soort komt voor rond Antarctica en telt wel 3 ondersoorten.