soort

Het vogelbekdier

ornithorhynchus anatinus

Het vogelbekdier is een raar zoogdier, omdat het lijkt op een vogel en op een reptiel.  Toch wordt het vogelbekdier tot de zoogdieren gerekend, omdat het haar jongen voedt met melk maar toch eieren legt.  Het is helemaal geen familie van de vogels.  Vogelbekdieren komen voor in Australië en zijn echte waterbewoners.  Ze bewonen vooral rivieren en meren, maar komen ook wel in ondiepe delen van de zee voor.  Hun lichaam is helemaal gemaakt om in het water te leven.  Toch kunnen ze ook op het land stappen.  Maar daar lopen ze waggelend met hun poten open.  

Ze leven alleen en hebben hun eigen omgeving.  Ze graven holen in oevers waarin ze zich overdag schuilhouden.  De holen bevinden zich boven het water.  In de nacht gaan ze op zoek naar eten.  Ze worden ongeveer een halve meter lang en kunnen ongeveer 17 jaar oud worden.  De voorste poten van een vogelbekdier dienen als peddels, de achterste poten als stuur.  De dikke staart kan dienen als een soort roer, maar er wordt ook vet in opgeslagen.  Tussen de tenen zitten zwemvliezen.  Deze vliezen kan het vogelbekdier onder zijn poten wegvouwen, zodat er klauwen vrijkomen om mee te graven.  De korte vacht lijkt op die van een mol en is waterdicht.  

De dieren leven van vis, wormen, weekdieren en garnalen.  Hun snavel lijkt op die van een eend, maar is niet zo hard en wordt gebruikt om in modder te wroeten op zoek naar voedsel.  De snavel is bedekt met huid.  Bij het zoeken naar eten onder water vertrouwt het vogelbekdier alleen op zijn snavel.  De oren en de ogen worden afgesloten.  Een jong vogelbekdier heeft zelfs tanden.  Later gaan de tanden verloren en worden ze vervangen door ribbels.  De voorste ribbels zijn scherp en snijden het voedsel, de achterste ribbels zijn stomper en lijken op kiezen.

Het vrouwtje legt 2 tot 3 eieren.  Deze zijn niet hard en vrij breekbaar.  Het wijfje legt haar eieren in een hol en bebroedt ze ongeveer tien dagen door zich eromheen te krullen.  Tijdens het broeden verlaat ze het hol niet.  Wanneer de jongen geboren worden zijn ze nog blind en hebben nog geen vacht.  Ze zijn op dat moment ongeveer zo groot al een halve vinger.  

Mannetjes hebben aan beide achterpoten sporen waarmee ze gif kunnen spuiten.  Meestal wordt dit gif gebruikt om mannetjes weg te jagen tijdens het paren, maar ook tegen andere vijanden.  Het gif is niet direct dodelijk, maar kan bij mensen erge pijn geven.  Het zijn geen wilde dieren.  Maar als je een mannetje zou oppakken, kan hij wel eens bijten

foto’s : stefan kraft, philip bethge, peter dw, twowings