soort

De vroedmeesterpad

common midwife toad - alytes obstetricans

De vroedmeesterpad is een padachtige kikker uit de familie van de vroedmeesterpadachtigen.  Het is een West-Europese soort die leeft in poeltjes, waarin de dieren zich kunnen ontwikkelen.  Het is een echte landbewoner die bijna nooit in het water zit.  Hun leefgebied bestaat uit kale omgevingen met hier en daar poeltjes.  De kikker komt voor in België en Nederland als beschermde diersoort en verder in het westen en zuidwesten van Europa.

De kikker is een vrij kleine soort die ongeveer 5 centimeter lang wordt.  Hij heeft een grijze tot bruine kleur bovenaan met een lichte onderzijde.  De huid is wrattig en giftig.  Hij dankt zijn naam aan de bijzondere manier van voortplanting omdat de mannetjes voor de eitjes zorgen.  De mannetjes wikkelen de eiersnoeren om de achterpoten en dragen die een tijd met zich mee.

Het woord ‘vroed’ is te danken aan het mannetje dat tijdens de paring op- en neer gaande bewegingen met het achterlichaam maakt.  Zo lijkt het of het mannetje de eieren uit het vrouwtje probeert te persen.

Ze leven in kleine holletjes onder stenen, in rotsspleten en in omgevallen bomen die dienen als schuilplaats.  De pad kan ook zelf een hol graven en ook verlaten holen van zoogdieren worden wel gebruikt.  Ook in door de mens aangepaste omgevingen komt de vroedmeesterpad voor, zelfs in de steden.  Hier maakt de kikker gebruik van houtstapels en kelders als schuilplaats, maar ook kerkhoven, groeven en verlaten fabrieken. 

Het lichaam wordt tot ongeveer 45 tot 55 millimeter lang.  De vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes.  De huid doet vrij glad aan met enkele lichte kleine wratten.  De kleur is groenbruin tot groengrijs met boven op de rug kleine puntjes.  Deze zijn donkergroen, grijsgroen of rood van kleur. 

De vroedmeesterpad heeft kleine poten en beweegt zich kruipend voort.  De achterpoten zijn niet geschikt om mee te springen.  De kikker kan dus bij gevaar amper een paar onhandige sprongetjes maken.

Zodra de eieren het lichaam van het vrouwtje beginnen te verlaten brengt het mannetje zijn lichaam naar achteren en vormt met zijn achtervoeten een soort schoteltje.  Hierin worden de eieren bevrucht door het zaad van het mannetje.  Het vrouwtje zet ongeveer 20 tot 100 eieren af.  Zodra alle eieren zijn afgezet maakt zal het mannetje met de achterpoten de eieren opvangen.  Hij plast over de eieren om deze van water te voorzien en de eieren zwellen hierbij op.  Na het afzetten van de eitjes gaan het mannetje en het vrouwtje weer hun eigen weg.  De eieren zijn gevoelig voor uitdroging en worden van water voorzien door dauwdruppels.

Het voedsel bestaat uit insecten en wormen die tijdens de vooravond of ’s nachts worden gevangen.  Ze houden van vlinders, mieren, wantsen, sprinkhanen en kevers.  Daarnaast worden ook andere ongewervelden gegeten zoals wormen en duizendpoten.  Belangrijke vijanden van kikkers zijn verschillende oevervogels, zoals eenden en reigers.  Tijdens de nacht is het vooral opletten voor de uilen.  De huid van de vroedmeesterpad is giftig die gevaarlijk kan zijn voor slangen zoals adders.