Garnalen

Garnalen behoren tot de kreeftachtigen.  De meeste leven op de bodem van de zee waar ze zich kunnen ingraven om zich te beschermen tegen vijanden.  Er zijn wel 2000 soorten.  In warm zeewater worden ze vrij groot.  Ze eten vooral restjes in het water van planten en dieren.  Ze zoeken hun eten in de nacht : slakjes, visseneieren, larven, kleine kreeftjes, zeeduizendpoten, zeewier en algen.  Overdag graaft de garnaal zich in en enkel zijn ogen en zijn antennes blijven dan boven het zand uitsteken.  Bijna alle vissen lusten wel een garnaaltje.

In de zomer zie je ze dicht bij het strand, maar in de winter leven ze diep in de zee.  Ze leven vooral in de nacht.  Met hun kieuwen kunnen ze ademen in het water zoals de vissen. 

Op zee wordt er veel gevist op garnalen.  Ze worden zelfs op de boot al gekookt om later op het land te kunnen pellen.  Het pellen gebeurt gewoon met de handen.  Er heeft zelfs al iemand een pelmachine uitgevonden om garnalen te pellen.  Maar die machines zijn heel duur.  Sommige vissers stappen gewoon met grote netten langs het strand om de garnalen te vangen.  Ze doen dat als het al wat donker wordt.  Als ze veel garnalen kunnen vangen, wil dat zeggen dat het water gezond is en er ook veel andere vissen in het water zitten.  

De garnaal heeft een lichaam waar je door kan kijken en is eigenlijk grijs.  Door hem te koken wordt hij roze.  Hij heeft 10 poten en twee antennes en ook 1 paar onderkaken en 2 paar bovenkaken.  Hiermee kuist hij de bodem van de zee.  Hij heeft een flinke staart om te kunnen zwemmen.   Ze worden zo groot als je vinger.  Tot 2 keer per jaar leggen ze wel duizenden eitjes die ze meenemen aan hun lijf.  Uit die eitjes komen eerst de larven die later uitgroeien tot echte garnalen.  Ze kunnen wel 3 tot 5 jaar worden.

foto’s : sannse, noaa, dorina andress, haplochromis