soort

De gewone mestkever

dung beetle - geotrupes stercorarius

De gewone mestkever wordt ook wel de paardenmestkever genoemd.  Ze zijn zwart en glanzend en hebben een zeer bol achterlijf.  Het kopje is maar klein, maar de antennes zijn sterk geveerd.  De poten zien er stekelig uit.  De diertjes worden ongeveer 2 tot 3 centimeter groot.  Ze lijken goed op de voorjaarsmestkever, maar die heeft een breder lijfje en is gladder van schild.  De gewone mestkever herken je aan de diepere groeven bovenop het schild.

Deze insecten vind je in bossen en op de heide.  Daar maken ze met hun stevige poten mestballetjes uit uitwerpselen van dieren.  Die worden gebruikt voor hun larven maar ook voor zichzelf.  De balletjes worden onder de grond in een tunneltje gestopt dat soms 60 centimeter diep kan zitten.  Meestal werken ze in de nacht.  Koppeltjes werken samen om de tunneltjes te graven en meerdere kamers te maken waar de eitjes worden gelegd. 

Uit de eitjes komen de witte larven die elke dag hun eigen gewicht aan mest eten.  Hun kopje is oranje.  Op het einde van de zomer verpoppen ze, maar de volwassen kevers komen pas het volgende jaar naar boven.  Door het volproppen van de kamers met mest, zorgt deze mestkever voor een gezonde bodem.  Zo kunnen de diertjes tot honderden kilo’s per jaar verslepen.

foto’s : duwwel, kay africa, bunt