soort
virginia opossum - didelphis virginiana - north american opossum
De Virginiaanse opossum of Noord-Amerikaanse opossum is een buideldier uit de familie van de opossums. Het is het enige buideldier in Noord-Amerika ten noorden van Mexico. Het was het eerste dier dat “opossum” werd genoemd. Het woord komt van apasum, een woord dat in de plaatselijke taal “wit dier” betekent.
De Virginiaanse opossum is de grootste buidelrat. Hij wordt zo groot als een kat. Mannetjes worden 45 tot 55 centimeter lang. De staart is iets korter dan de rest van het lichaam : 28 tot 53 centimeter lang. Vrouwtjes zijn kleiner dan mannetjes. Hij heeft een langwerpige kop met een spitse snuit met een kale, roze uiteinde. De oren zijn groot, kaal en zwart, met een witte tot roze punt aan de bovenzijde. De kale staart dient als grijpstaart. De vijf vingers en tenen zijn even groot en hebben een nagel. De handpalmen en voetzolen zijn voorzien van kleine knobbeltjes voor een betere grip bij het klimmen. De soort heeft vijftig tanden, meer dan elk ander zoogdier.
De ruige vacht bestaat uit korte donkere haren en hebben een grijzige kleur. De buikzijde is zwart van kleur. Om de donkere ogen loopt een zwarte ring. Over het voorhoofd loopt een zwarte streep. Het duidelijkste verschil met de zuidelijke opossum zijn de wangen, die bij de Virginiaanse opossum helderwit zijn, terwijl de zuidelijke opossum vuilwit of gelig oranje zijn.
Deze opossum leeft in Noord- en Midden-Amerika. Hij komt op vele plaatsen voor waaronder prairies, landbouwgebieden en moerassen. Belangrijk is de nabijheid van water, omdat hij vaak drinkt. Het is een nachtdier dat van alles eet. Hij leeft vooral op de grond, maar is ook een goede klimmer. Op de grond kan hij snelheden bereiken van 7 kilometer per uur. De opossum heeft een opvallende ren : hij plaatst twee poten kruislings, houdt de staart naar achteren en beweegt zijn kop op en neer. Hij kan ook goed zwemmen.
Bij zonsopgang gaat de opossum op zoek naar een hol, een boomholte of onder een omgevallen boom, tussen boomwortels. Ook verlaten nesten van eekhoorns worden gebruikt. Zijn schuilplaats bekleedt hij met wat dode bladeren, die hij naar het hol sleept door het te klemmen tussen de buik en de gevouwen staart. Hij houdt geen winterslaap, maar blijft bij grote kou meerdere dagen in een nest.
Hun voedsel bestaat uit zaden, vruchten als bessen, appels, granen, mais, bloemen en kruiden, maar ook dierlijk materiaal als aas, eieren, insecten als sprinkhanen, kevers en mieren, larven, aardwormen, slakken, kikkers en slangen (waaronder adders en ratelslangen). Als hij de kans krijgt, eet hij ook kleine zoogdieren en vogels. Hij is echter een slechte jager en kiest het liefst voor makkelijke prooien. In de buurt van mensen leeft hij ook van afval uit vuilnisbakken.
De jongen maken graag uitstapjes met hun moeder. Zij lopen naast haar of laten zich op de rug dragen, de staarten om haar staart gekruld. Belangrijke vijanden zijn de rode lynx, coyote, vos, hond, Amerikaanse nerts en uilen. Opossums slaan het liefst op de vlucht als ze een vijand tegenkomen. Indien nodig kan hij ook agressief naar de vijand sissen, schreeuwen en kwijlen, en laat hij zijn tanden zien. De kaken zijn sterk en kunnen gemeen bijten. Als een opossum wordt gegrepen door een roofdier of in het nauw wordt gedreven, kan hij zich dood houden. Hij valt op zijn zij en rolt zich op, met de ogen half geopend, de kaken open en de tong uit zijn bek hangend. Vaak zal hij ook kwijlen en laat hij een stinkende groenachtige brij lopen. Het roofdier verliest dan meestal zijn belangstelling. De opossum kan zo vier uur lang onbeweeglijk blijven liggen. Waarschijnlijk is deze tactiek ontstaan om roofdieren die geen interesse hebben in dode dieren, voor de gek te houden.