soort

De merel

common blackbird - turdus merula - eurasian blackbird

De merel is een zwarte zangvogel die bij ons vaak voorkomt.  Het lijf van het mannetje is zwart met een oranje, spitse snavel.  Het vrouwtje is bruin met een bruine snavel.  Merels zijn een van onze mooiste zangers.  Vooral in de ochtend hoor je ze vaak.  Dan zingen ze vanuit boomtoppen of van op daken.  Ze zingen het meest als hun wijfje op de eieren zit. 

Ze leven op een plaats zo groot als je tuin.  Daar bouwen ze hun nest in de struiken en de kruinen van lage bomen, niet hoger dan twee meter.  Merels uit de stad leven in parken en op gebouwen.  Zij maken hun nest op een uitstekende balk, onder een afdak, in een garage op een plank, in een schuur, op de grond, in de dakgoot, op een bezem…

Hun nest wordt door het wijfje gebouwd en bestaat uit een holletje van droog gras en mos, van binnen bepleisterd met modder en met fijne plantjes en gras.  Ze leggen tussen de 3 en de 5 eieren die in ongeveer 15 dagen worden uitgebroed.  De eieren zijn blauwgroen en bedekt met bruine vlekken.  Na de geboorte zijn de jonge mereltjes nog volledig naakt.  Na twee weken hebben ze een mooi verenkleed.  Zolang ze in het nest liggen, blijven ze doodstil.  Als één van de ouders met voer op de nestrand strijkt, steken de jongen de kopjes omhoog en houden de snavel wagenwijd open.  De jongen worden de eerste tijd om de beurt door hun ouders gevoerd met vruchten, zaden en insecten.   Na ongeveer twee weken verlaten de jongen het nest, nog voordat ze kunnen vliegen.  

Merels zijn alleseters en eten wormen, insecten, bessen en afval.  Ze werpen mos en bladeren op want zo wordt de bodem verlucht.  Als ze op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef om de wormen beter te horen. Met hun grote ogen speuren ze de grond af op zoek naar een prooi.  Ze trekken vaak jonge plantjes uit de grond.  Merels stoten na het eten soms braakballen uit.  Dat zijn ballen waarin restjes van zaadjes en haartjes in zitten.  Deze ballen vallen op de grond en de zaadjes beginnen verder te groeien.  Zo helpen ze mee om plantjes verder te laten groeien op andere plaatsen.

De merel houdt van het voedsel dat wij in de winter strooien.  Broodkruimeltjes, kaaskorstjes, gemengd zaad, ze pikken het allemaal mee.  Om hem langer in de tuin te houden, is het belangrijk om de afgevallen bladeren onder de struiken niet helemaal weg te doen.  Daar vinden zij altijd wel iets te eten.

foto’s : malene thijssen, xenan, darkone, teunie