Mierenleeuwen

De mierenleeuwen vormen een familie insecten die behoren tot de netvleugeligen.  De meeste soorten komen voor in tropische streken, maar er zijn er ook die in iets koudere plaatsen zoals Noord-Europa voorkomen.  Hun vreemde naam kregen ze omdat ze als larve erg roofzuchtig zijn.  Ze roven vooral mieren maar ook andere kleine bodemdiertjes.  De prooien worden door de larven gevangen door een klein kuiltje dat ze graven zodat de mieren er inrollen.  Volwassen mierenleeuwen leven van vliegende insecten.  Zij lijken meer op gaasvliegen of waterjuffers en worden vaak ook mierenleeuwjuffers genoemd.  Hun lichaam wordt enkele centimeters groot. 

Hun lichaam is langwerpig en rond van vorm. Er zitten 4 lange vleugels aan hun lijf die een spanwijdte tot 10 centimeter kunnen hebben. De kleuren zijn onopvallend en grijs met grillige vlekken. De antennes zijn lang en dik en gekruld. Hierdoor onderscheiden ze zich van de waterjuffers. De ogen bestaan uit honderden kleine oogjes. De eitjes worden afgezet in het zand en ieder apart begraven. Ze zijn kleverig en plakken dadelijk aan de zandkorrels. Hierdoor worden ze goed gecamoufleerd. De larven hebben twee grote kaken waarmee ze dadelijk beginnen vreten als ze uitkomen.

De insecten komen voor in woestijnen, duinen, oevers, heides en bosranden met een zanderige grond. Ze kunnen alleen valkuilen graven als de grond bestaat uit los droog zand. Als het te nat is, plakt alles aan elkaar en kunnen ze geen prooien vangen.

foto’s : unknown, magda