soort

De ijsbeer

polar bear - ursus maritimus

De ijsbeer is een grote witte beer, die langer en groter is dan de andere beren.  Ze leven op de Noordpool en eten vooral vis en andere dieren.  Hij is de grootste vleeseter van alle beren en leeft vooral van zeehonden.  Het kan tot bijna 3 meter lang en 800 kilogram zwaar worden.  Hij heeft een lange nek en een grote neus.  Zijn huid is zwart, maar ook de naakte delen als de neus en de lippen.  De witte vacht stoot water af en houdt de warmte van de zon vast.  Daarnaast heeft de ijsbeer een dikke vetlaag, waarmee hij warmte vasthoudt.  Hij heeft ook vliezen tussen zijn tenen, waardoor hij beter kan zwemmen.  Zijn achterpoten gebruikt hij als een soort roer om mee te sturen.  Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes en hebben een opvallend grotere neus.  Ze hebben een klein staartje dat ongeveer zo groot als je hand is.

Als de ijsbeer paart, dan komen hier meestal 2 jongen uit.  Zij worden geboren in een sneeuwhol.  Heel af en toe zijn het 4 jongen, maar dat komt niet veel voor.  De oogjes zijn dicht als ze geboren worden en de diertjes zijn bedekt met dun haar. 

De mannetjes vechten wel eens om een vrouwtje.  Wie wint mag met de vrouw paren.  De andere beer moet dan vertrekken.

Een zwanger vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven.  Het hol wordt gegraven in een sneeuwheuvel op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is.  Achter de tunnel zit er een kamer in de sneeuw waar het vrouwtje ligt.  Soms zijn er meerdere kamers in een hol.  De jongen verlaten het hol voor het eerst als ze ongeveer drie maanden oud zijn.  Alleen het vrouwtje zorgt voor het jong.  Mannetjesberen zijn te wild.  Zij kunnen hun welpjes soms doden.   De moedermelk is heel belangrijk voor de welpjes. 

IJsberen worden tot 32 jaar oud in het wild.  In gevangenschap kunnen ze 40 jaar oud worden.  Ze leven meestal alleen in de dag maar soms ook in de nacht.  Het zijn bijzonder goede en snelle zwemmers en kunnen langer dan één minuut onder water blijven.  Bij slecht weer graven veel ijsberen een hol voor moeders met jongen, maar ze drukken zich ook vaak tegen de grond, waarbij de vallende sneeuw de beer bedekt. 

In de zomer trekken de ijsberen naar het land, waar ze ook planten eten als bessen en grassen of afval van de mensen.  Hij heeft grote klauwen en een heel goede neus om zijn prooi te vinden en te doden.  De witte vacht dient ervoor dat hij niet opvalt in de witte sneeuw.  Er wordt gezegd dat ijsberen tijdens de jacht hun witte poten voor de zwarte neus houden, zodat ze nog minder opvallen.

Op zeehonden jaagt hij door te wachten bij gaten in het ijs.  Een groot gedeelte van het jaar is de beer te vinden op het drijfijs.  Vijanden heeft hij niet, maar door het verdwijnen van het pakijs wordt het voor de ijsbeer heel moeilijk om te overleven.  Daarom staat ook de ijsbeer op de rode lijst.

foto’s : us wildlife, ansgar walk, paul wj de groot, us fish wildlife service