familie

Padden

bufonidae - true toads

Padden vormen een familie onder de kikkers.  Ze komen samen met de boomkikkers het meest voor en hebben een opvallend dik lichaam.  De kop is groot en breed en heeft twee grote ogen met een oranje kleur.  Achter het oog ligt het oor, maar dat kan je heel moeilijk zien.  Daar ligt ook een soort gifklier dat gif spuit als de pad zich verdedigt.

De voorpoten zijn klein met korte tenen, terwijl de achterpoten zwemvliezen hebben. 
Ze hebben op hun huid allemaal wratten zitten en die is zeer ruw en droog.  In de paartijd wordt de huid gladder.  Hierop zitten ook de slijmklieren die de huid af en toe smeren.  
De meeste padden worden zo groot als je hand.  De vrouwtjes worden het grootst.

De gewone pad vind je op vele plaatsen : weilanden, akkers, duinen, bossen en heidegebieden.  Om te paren kiesen ze poelen, sloten, grachten, vijvers en kleiputten.  Het liefst vrij diep met in het water lange planten waaraan de pad haar eitjes kan vastzetten.  Padden leggen hun eieren af in snoeren die soms 3 tot 4 m lang zijn en duizenden eitjes tellen.

De roep van de gewone pad is niet luid, het lijkt op “oink-oink-oink”.  Dit komt vooral omdat ze geen echte kwaakblaas hebben.  Het lijkt een beetje op een klein hondje dat blaft.

foto’s : cephas, beentree, algirdas, marek szczepanek, ernie

enkele van de vele soorten