soort

De gaviaal

gavialis gangeticus - gharial - gavial - fish-eating crocodile

De gaviaal is een krokodilachtige uit de familie van de gavialen.  Naast de valse gaviaal is het de enige soort die nog in leven is.  Ze worden ook gangesgaviaal of Indische gaviaal genoemd en behoren tot de grootste krokodilachtigen.  Met hun staart erbij worden de mannetjes tot 7 meter lang.  Hun snuit is erg lang en heeft vele naaldachtige tanden.  Ze hebben de meeste tanden van alle krokodillen en tellen er tot 110.  Het is een sterk bedreigde diersoort die bijna was uitgestorven.  Door er mee te kweken in gevangenschap, is hun aantal weer toegenomen.  Toch blijven ze in de natuur erg zeldzaam. 

Ze leven vooral in het water waar ze zich met vis voeden.  Hun bek is prima uitgerust om vis te vangen.  De dieren komen voor in kleine groepen in India, Bangladesh en Birma.  Daar leven ze in rivieren waar ze bijna nooit uitkomen.  Enkel om te zonnen of om eieren te leggen, komen ze het water uit.  Op het land hebben ze zelfs moeite om zich te verplaatsen.  Hun poten zijn niet zo sterk.  Jonge dieren zijn wel wat sneller.

Het lijf is langwerpig met een erg lange snuit die doet denken aan een snavel.  Hieraan is de gaviaal makkelijk te onderscheiden van de andere krokodilachtigen.  Ze hebben een groene tot bruine kleur.  Jongere dieren zijn lichter terwijl oudere dieren donker tot zelfs zwart gekleurd zijn.  De achterpoten zijn duidelijk groter dan de voorpoten en hebben zwemvliezen.  Toch worden ze niet direct gebruikt om te zwemmen, maar eerder als roer om te sturen. 

Hun voedsel bestaat vooral uit vissen en af en toe kleine zoogdieren en watervogels.  Ze moeten evenwel in zijn bek passen, want de prooien worden in één keer doorgeslikt.  Stukken vlees afscheuren zal niet lukken met zo’n smalle bek.  Bovenop de bek van de mannetjes zit een knobbel op de neuspunt.  Hiermee worden luchtbelletjes gemaakt onder water om vrouwtjes te lokken.  In de knobbel zitten verschillende holtes die het geluid versterken.  Als twee dieren elkaar wel zien zitten, wordt er een balts gedaan.  De snuiten worden tegen elkaar gedrukt en de dieren zwemmen rond elkaar heen.  Hierbij maakt het mannetje een zoemend geluid. 

Als de vrouwtjes eieren leggen, doen ze dat in een kuiltje dichtbij de waterlijn.  Het zijn er 28 tot 43 en hebben een erg zachte schaal.  Hoe beter de legplaats, hoe meer eieren het vrouwtje zal leggen.  De eieren worden afgezet in de zanderige oevers van de rivieren en worden sterk bewaakt voor rovers.  Grote hagedissen als de watervaraan lusten wel eieren van gavialen, maar ook mieren graven van onderuit en doorboren de eierschaal.  Maar eens ze geboren zijn, liggen er nog genoeg vijanden op de loer zoals vogels, zoogdieren en andere reptielen. 

Voor mensen vormen ze niet echt een gevaar.  De Hindoes voeren soms de gavialen omdat ze het als een heilig dier aanzien.  Andere Aziaten vangen de dieren wel voor hun organen, hun eieren en de knobbel op de neus.  Die wordt als medicijn verkocht.  Toch gaat het stilaan beter met de dieren en worden ze in kwekerijen groot gebracht om later in het wild uit te zetten.  Hun aantal loopt de laatste jaren terug wat op.

foto’s : gunther