21 november 2024
Overal zijn dieren
Onze aarde zit vol met dieren. Bijna overal zien we ze. Als je gaat wandelen zie je in de lucht vogels vliegen. Je hoort insecten zoemen rond een bloem. Muisjes en kleine dieren ritselen tussen de planten. Konijntjes huppelen over een veld. Wormen graven gangetjes onder onze voeten in de grond. Zelfs als je door de stad wandelt, scharrelen duiven vrolijk rond naar graantjes.
Dit is maar een klein deel van alle dieren die op onze wereld voorkomen. Niemand weet precies hoeveel diertjes er eigenlijk zijn. Er zijn al meer dan 2 miljoen namen opgeschreven. Maar in de ruige bergen, de dichte regenwouden of in de diepste zee of oceaan is nog nooit echt goed gezocht. Misschien zitten daar nog een grote groep diertjes. We denken dat er in totaal wel 10 of 20 miljoen diersoorten zijn. De meeste zijn waarschijnlijk insecten die we nog nooit hebben gezien.
Vijf groepen
Vroeger werden alle levende dingen op onze wereld in twee groepen gedeeld : de planten en de dieren. Maar eigenlijk zijn het er nu vijf. De eerste groep zijn de bacteriën. De tweede groep zijn de eencelligen. Dat zijn piepkleine diertjes die maar uit één cel bestaan. Dat is het kleinste levende stukje dat er kan bestaan. Ze kunnen bewegen en zelfs eten. De derde groep zijn de planten zoals bloemen, bomen en varens. De vierde groep zijn de schimmels zoals de paddenstoelen. En de laatste groep zijn de dieren.
Wat zijn dieren ?
Dieren leven en hebben meer dan één cel. Door anderen op te eten kunnen ze zelf verder leven, groeien, en genezen. Ze krijgen zo energie binnen. Planten zijn anders. Zij krijgen hun energie uit het licht van de zon en kunnen zelf hun voedsel maken. Je hebt dieren die vlees eten zoals wolven en haaien. Maar er zijn ook dieren die planten eten zoals de herten en de papegaaien. Zij eten bladeren en zaden. Er zijn dieren die afval eten en vooral dode dieren of dode bladeren eten zoals de duizendpoten en de wormen. En als laatste heb je de alleseters. Zoals de naam het zegt, eten zij eigenlijk alles wat ze tegenkomen.
De meeste dieren hebben ogen en oren die ze gebruiken om te zien wat er verandert rond zich. Ze hebben ook spieren zodat ze zelf kunnen bewegen, eten gaan zoeken, gaan lopen of aanvallen. Maar de simpelste dieren, zoals de sponzen, hebben dat allemaal niet en kunnen niet bewegen en hebben geen ogen of oren. Sommige dieren, zoals mosselen of zeepokken hechten zich aan iets vast als ze jong zijn en blijven dan hun verdere leven daar zitten om verder te groeien.
Waar leven de dieren ?
Dieren leven bijna overal op verschillende plaatsen van hele droge woestijnen, het ijs, de kust tot diep in een grot. Elk dier zorgt ervoor dat hij op die plaats goed kan leven. Dieren in de woestijn graven zich in als het te heet wordt en zelfs sprinkhanen kunnen zich laten invriezen in het ijs en later weer ontdooien om verder te leven.
Dieren als plaag of als plezier
Sommige dieren leven samen met de mensen. Wij hebben de wereld vol met huizen gebouwd en wegen aangelegd. In ons afval leven de kakkerlakken, de muizen, de ratten en de meeuwen graag. Maar sommige dieren zijn een plaag. Insecten lusten wel ons graan en vreten alles kaal. Platwormen en muskieten kunnen ziektes doorgeven. Gelukkig zijn er ook dieren die we leuk en goed voor de mensen vinden. We kweken dieren voor het vlees, de melk en het leer. Trekdieren helpen ons voor de ploeg of dragen zware lasten, zoals paarden, ezels en kamelen. We gebruiken ze ook om mee aan sport te doen. De huisdieren zijn dan weer onze allerbeste vriend.
Dieren en uitsterven
Vele soorten zijn erg bedreigd door wat de mensen hen aandoen. We jagen op de dieren voor ons plezier. We vangen en doden ze om ze te verzamelen of als we ze slecht voor ons vinden. Maar het ergste is dat we hun plekje in de natuur afnemen zodat ze nergens meer veilig zijn. Zonder al deze dieren zou de wereld er minder aangenaam uitzien.
Paren met elkaar
Het belangrijkste wat dieren kunnen, is paren. Ze zorgen ervoor dat er meer van hun soort op de wereld kunnen rondlopen. Dieren doen dat op verschillende manieren. Ze leggen eieren, zoals vlinders en vogels. Ze baren levende jongen zoals de zoogdieren, sommige slangen en enkele vissen. En een kleine groep dieren splitsen zichzelf in stukjes, waarna elk stukje kan verder groeien tot een dier, zoals de zeesterren en de kwallen.
Als de kleintjes er zijn, zorgen de dieren allemaal op verschillende manieren voor hun kindjes. Apen en mensapen zorgen jaren voor hun jongen. De meeste vogels zullen vele weken hun kuikens proberen groot te brengen. Er zijn vissen die hun kleintjes in de bek houden om ze daar veilig groot te brengen. Er bestaat zelfs een kikkersoort die de kleintjes in zijn maag bewaart. Maar de meeste dieren leggen gewoon eieren en laten eitjes en zaadjes vrijkomen zodat er jongen uit voort groeien.