soort
De Australische grijze wouw
black-shouldered kite - elanus axillaris - australian black-shouldered kite
De Australische grijze wouw of Australische bastaardwouw is een kleine roofvogel die in Australië voorkomt. De soort is nauw verwant aan de grijze wouw. De Latijnse naam verwijst naar ‘schouder’. Een volwassen wouw is ongeveer 35 tot 38 centimeter lang en heeft een spanwijdte van tussen de 80 en 95 centimeter. Volwassen vogels hebben op de rug bleke grijze veren en een witte kop en buik. Aan de schouder en het uiteinde van de vleugel zijn de veren zwart. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes.

Jongen hebben nog geen lichtgrijze veren maar eerder donkere geel gekleurde veren met een bruine band rond de hals. De vleugels zijn bleekgeel of bruin gevlekt met opvallende witte uiteinden. De jongen hebben ook nog geen rode ogen zoals de volwassen vogels, maar eerder donkerbruine.

Het broeden strekt zich uit over het grootste deel van het jaar, maar met pieken in de herfst en lente. Tijdens de balts zal het mannetje het vrouwtje voeden in de lucht. Het vrouwtje draait dan ondersteboven en ontvangt het voedsel met haar poten uit de poten van het mannetje, in volle vlucht. Beide geslachten bouwen aan een groot rommelig ondiep nest, vooral van takken gemaakt en bekleed met groene bladeren. Het nest wordt gebouwd op een hoogte van 4 tot 35 meter boven de grond in de kruin van een boom of op een hoogspanningsmast.

De Australische bastaardwouw heeft een directe vlucht met snelle vleugelslagen afgewisseld door te zweven met omhooggestoken vleugels, vaak met zijn poten bungelend. Zijn roep bestaat uit een korte, klinkende ’tsjiep’, een schorre ‘skijr’ en een scherp ‘kik-kik-kik’ voor de verdediging van het nest. De vogels komen vooral voor in de Australische graslanden. Hij profiteert van het aanleggen van landbouwgrond, dat de geschikte plek is voor veel van zijn prooidieren.

Ze zijn kampioen in het jagen op knaagdieren en voeden zich bijna uitsluitend met muizen. Ze jagen ook op andere prooidieren zoals sprinkhanen, ratten, kleine reptielen, vogels en zelfs konijnen. Volwassenen eten twee of drie muizen per dag als ze kunnen.
Net als andere wouwen, jaagt de kleine roofvogel door graslanden af te speuren op kleine dieren. Dit doen ze vanaf een zitplaats, maar gewoonlijk door te bidden. Meestal zal de wouw 10 tot 30 meter boven een bepaalde plek zweven en aandachtig omlaag turen, soms maar voor een paar seconden. Hij stort er zich dan muisstil op met de poten eerst en de vleugels hoog opgeheven. Ongeveer twee derde van de aanvallen zijn succesvol. Hij kan prooien zowel in de vlucht opeten of ze weer mee te voeren naar een zitplaats