De Bengaalse varaan

De Bengaalse varaan is een hagedis uit de familie varanen.  Hij bereikt een lengte tot twee meter.  Zeer jonge dieren tot een jaar zijn zwart met een gele buik en keel.  Op hun rug hebben ze rijen kleine vlekjes.  Oudere dieren zijn grijs en de vlekjes zijn nog maar nauwelijks te zien.  Zij hebben ook een vrij kleine en spitse kop.  Het lichaam is lang en slank en een zeer lange nek. 

Ze hebben een groot leefgebied omdat ze door de mensen als zeer nuttig worden gezien.  Hij is te klein om kleinvee en huisdieren aan te vallen.  Daardoor wordt de hagedis minder fel bestreden als andere varanen, die als een plaag worden gezien.  Hun voedsel bestaat uit grote insecten, knaagdieren, slangen, hagedissen en eieren van reptielen en vogels.  Het is een van de weinige soorten die zich veel in bomen ophoudt. 

Zoals alle varanen wordt de tong gebruikt als reukorgaan, maar de hagedis kan ook goed zien en horen.  Als hij in het nauw wordt gedreven, bijt hij van zich af en de staart kan als slagwapen worden gebruikt.  De soort komt voor rond de Golf van Bengalen.  Hun leefgebied bestaat uit dorre rotsachtige streken met weinig struiken.  Op de rode lijst staat de soort aangeduid als veilig.