soort
De brasem
common bream - frashwater bream - carp bream - abramis brama
De brasem is een soort karper die tot 90 centimeter groot kan worden. Ze komen in aantal het meest voor aan onze kusten en in allerlei rivieren, polders en kanalen. De vorm van het lichaam is een ruit en vrij afgeplat. De aarsvin is lang en de rugvin kort en puntig. Ze hebben een bronzen tot zilverachtige kleur. Mannetjes vallen in de paaitijd op door kleine wratjes op de kop en de kieuwen.

Het paaien gebeurt ook in ondiep water. De vrouwtjes leggen 90 tot 300000 kleverige eitjes die ze afzetten op waterplanten. Omdat vijanden als de snoek in aantal verminderen, kan er op sommige plaatsen een te groot aantal brasems opgroeien. Jongen voeden zich met zoveel plankton zodat andere karperachtigen moeilijk kunnen overleven. Zo gaat ook het aantal voorns achteruit. Grotere brasems zoeken hun voedsel meer en meer in de modder en woelen de bodem om. Het water wordt hierdoor troebel zodat jonge snoeken en baarzen moeilijk kunnen opgroeien.
Mensen grijpen in en planten waterplanten die het water filteren en zuiverder maken. Het vissen op brasems wordt dan ook aangemoedigd.

De vissen komen voor in scholen. Als de bodem het toelaat, graven ze zich in de modder of het zand. Daar filteren ze kleine bodemdiertjes uit de grond. De modder spuwen ze weer uit. Maar ze eten ook watervlooien of andere kleine diertjes uit het water. Als de nacht valt, zoeken ze ondiepe wateren op langs de oevers.

foto’s : hlasek,