soort

De eland

alces alces - moose - eurasian elk

De eland is het grootste hert dat er bestaat en behoort tot de onderfamilie van de schijnherten.  Hij kan zo groot worden als een paard.  Met zijn heel opvallende snuit en zijn ruwe grijsbruine vacht valt hij wel op.  In de lente vervelt zijn vacht.  Zijn lange poten dienen om gemakkelijk in de sneeuw te kunnen lopen.  De vrouwtjes noemen we koeien en de mannetjes zijn stieren die een baard en een gewei hebben.  Zij kunnen ook heel goed ruiken en horen, maar zien iets minder.  Het dier kan wel tot bijna 3 meter lang worden en 2 meter hoog met een gewicht van soms 300 kilogram.  Maar ook hun gewei is groot, soms tot 2 meter breed.  Dat wordt steeds op het einde van het jaar afgeworpen en groeit in de lente weer aan.   

De eland eet vooral scheuten en twijgen van bomen, maar ook de schors.  In de zomer eet hij liefst kruiden, bladeren en waterplanten.  Hij kan heel goed zwemmen en je vindt hem steeds in de buurt van water.  In ons land komt hij niet voor, maar je vindt hem meer in Amerika en in landen waar het vrij koud is en veel sneeuw ligt.  

Meestal leven de dieren alleen, maar in de winter als het kouder wordt, leven ze wat meer samen in kleine kudden.  In zo een groep is het vrouwtje de baas.  De vrouwtjes krijgen meestal maar één kalf.
Het volgt dadelijk zijn moeder als het geboren wordt, want de vijand van de eland is de wolf en die ligt gauw op de loer.  Zij lusten wel een klein elandje.

Vroeger werd er net als op een paard op de eland gereden.  De eland kon het langer uithouden dan een paard.  Maar toch heeft dat niet lang geduurd.  Op een paard rijden vonden de mensen knapper.

foto’s : daniel mayer, bcameron54, usda forrest service