soort

De Noord-Amerikaanse vliegende eekhoorn

southern flying squirrel or the assapan - glaucomys volans

De Noord-Amerikaanse vliegende eekhoorn is een knaagdier uit het geslacht van de vliegende eekhoorns.  Het dier is 25 centimeter lang, waarvan de lange, borstelige staart zo’n 10 centimeter lang is.  Aan beide zijden van het lichaam bevindt zich een huidplooi.  De rug en het bovenste deel van de kop en de staart zijn bruinachtig van kleur.  De buik, het onderste deel van de kop en de binnenkant van de oren zijn wit.  Omdat het dier een nachtdier is, heeft het zeer grote ogen op zijn kop. 
De dieren komen voor van de zuidelijke Atlantische kust van Canada tot aan de Grote Meren van de Verenigde Staten tot aan de Golfkust.  In Midden-Amerika verspreidt de soort zich tot aan Honduras.  Bij gevaar springt het dier uit de takken en laat zich, dankzij zijn huidplooien, als een paraglider naar de grond vallen.  Zo kan hij afstanden van 20 tot 50 meter afleggen.  Zodra hij de grond bereikt, gaat hij snel op zoek naar de dichtstbijzijnde boom om weer in de boomtoppen te klimmen.  Op de grond kan hij zich namelijk heel moeilijk voortbewegen.  Overdag slaapt hij in boomholtes.  In de schemering gaat hij op jacht naar insecten, maar ook de vogeleieren, noten, eikels en andere bosvruchten die hij vindt zijn een lekkernij.  Natuurlijke vijanden zijn uilen en marters. 

De soort legt grote reserves aan voor de winter.  Deze worden begraven onder bomen.  In de winter komen ze bijeen in kleine groepjes van maximaal vijftien dieren om elkaar warm te houden.  Hierdoor daalt de energiebehoefte van elk dier met ongeveer 30%.  Ook het risico dat het dier verrast wordt door roofdieren, neemt af.  Het vrouwtje baart tweemaal per jaar drie tot zes jongen, na een draagtijd van een maand.