onderfamilie

Zwanen

anatidae - swans

Zwanen zijn knappe vogels met een lange hals en vormen een onderfamilie van de eendachtigen.  Ze zijn zwaargebouwd en stijgen moeizaam op van het water.  Daarbij trappelen ze en slaan ze krachtig met de vleugels.  Ze hebben een onhandige, waggelende gang.

Het voedsel bestaat meestal uit waterplanten, die gezocht worden in ondiep water.  Hierbij komt hun lange hals goed van pas.  Maar als er niet genoeg plantjes zijn, zal de zwaan zelfs kleine vissen eten.  De witte zwaan komt het meeste voor bij ons.  De zwarte zwaan komt hier niet zo vaak voor.  Het zijn standvogels, wat wil zeggen dat ze niet naar warme landen gaan tijdens de winter.  De jongen hebben het wel heel moeilijk als het hier toch heel koud zou worden.

Bij zwanen is er geen verschil in verenkleed tussen het mannetje en vrouwtje.  Zwanen blijven hun hele leven bij elkaar.  Het nest bevindt zich op de grond of op een berg takken in of op de oever van water.  Het vrouwtje broedt ongeveer zes bleke eieren uit.  Ondertussen houdt het mannetje de wacht.  Bij het verdedigen van hun broedsel kunnen mannetjes behoorlijk wild zijn.  Hierbij durven ze zelfs dichtbij komende mensen aan te vallen.  De taak van het mannetje houdt niet op bij het bewaken van het broedende vrouwtje : bij sommige soorten helpt het mannetje ook met het uitbroeden van de eieren.

De nestjongen hebben nog een grijze of bruine donsvacht en een korte hals.  Al een paar uur na het uitkomen, kunnen ze lopen en zwemmen.  Het zijn dus nestvlieders.  Enkele maanden worden de jongen door beide ouders warm gehouden en bewaakt.  Voedsel zoeken doen ze zelf.

Een zwaan leeft in het wild ongeveer 20 jaar.  In de winter leven ze in troepen.

foto’s : marek scszepanek, pybalo,arpingstone, maga-chan, andreas trepte

8 soorten